Van het archief van het Vluchtoord Uden werd bij schrijven van Z.E. de Minister van Binnenlandse Zaken van 1 Dec. 1926 gemeld, dat het grotendeels te Woensel berustte, maar dat toch nog een gedeelte van wege het Departement zou toegezonden worden.
Overigens zijn ook deze stukken, geheel op dezelfde wijze als hierboven voor het archief van de Regeringscommissaris voor de Vluchtelingen in N.-Brabant en Z. vermeld, in dit Rijksarchief binnengekomen.
Het archiefje van het Vluchtoord te Hontenisse is als onafscheidelijk onderdeel bij het archief van het Vluchtoord Uden te voegen, doch behoort m.i. vooropgezet, daar de "Vluchtoord-kommissaris" eerst te Hontenisse en naderhand te Uden de leiding had; de geldelijke verantwoording van de beide vluchtoorden mocht niet worden gesplitst, zodat de betreffende stukken bij het archief van het Vluchtoord Uden zijn te vinden.
De bestaande volgorde van omslagen en stukken betreffende V.O. Hontenisse kon voor de inventaris aangehouden worden. Het feit, dat de "Registratiekaarten" (bevolkingsregister) bij dit kleine archief nog aanwezig zijn, bevestigd het vermoeden van kompleetheid.
Ook bij het archief van het Vluchtoord Uden maakt de bestaande bijeenvoeging van de talrijke losse stukken tot dossiers en bundels, met opschriften conform te vermelde "specificeerden Lijst", het herstellen van de vermoedelijke oorspronkelijke orde mogelijk.
Voor de inventarisering kon een aanwezige schets van de regeringskommissaris betreffende de wording organisatie van de dienst als leidraad worden gebezigd.
- agenda A door de administrateur uitsluitend van zijn uitgaande brieven, sedert medio 1915 zijn uitgaande brieven met eigen doorlopend nummer en letter A merkte.
- agenda K, in de vorm van een brievenboek van zijn uitgaande brieven, werd door de Chef van de Kledingdienst gehouden, die ook zijn uitgaande brieven van eigen doorlopend nummer en letter K voorzag.
Dit archief kan dus van genoegzaam historisch belang geacht worden, om bewaard te blijven, met uitzondering van de individuele lijsten van verstrekte kledingstukken, zijn de 150 pakken ieder van 100 "nummerkaarten", waarvan de vernietiging de omvang van het archief tot de helft reduceren zal.
W.M.L. Dumoulin, 1930.
Een dossier in het archief van de Afdeling Armwezen van het ministerie van Binnenlandse Zaken maakt duidelijk wat er met de archieven van de vluchtoorden uit de Eerste Wereldoorlog is gebeurd (inventaris nummer 555).
De Minister van Binnenlandse Zaken verzocht op 31 maart 1919 o.a. de Centrale Commissie tot behartiging der belangen van naar Nederland uitgewekenen, de Regeringscommissaris voor de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland, de Regeringscommissarissen voor de vluchtoorden te Uden en Nunspeet en de Commissie van toezicht van het vluchtoord Gouda om te zijner tijd de meest belangrijke stukken uit hun archieven op te zenden naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de minder belangrijke naar het Rijkskrankzinnigengesticht te Eindhoven, waar op zolder voldoende bergruimte aanwezig was. De stukken moesten geordend worden en in kisten met duidelijke opschriften worden verzonden. Zodra vaststond dat de stukken niet meer nodig waren, zouden ze ".....ter vernietiging verkocht kunnen worden."
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen droeg hierop de zaak over aan zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, onder wiens bevoegdheid deze archieven vielen. Op 9 augustus 1926 deelde deze de geneesheer-directeur van het Rijkskrankzinnigengesticht te Eindhoven mee, dat de voorlopig in zijn gesticht opgeborgen archieven overgebracht zouden worden naar de Rijksarchief-bewaarplaats war zij thuis hoorden. Tevens verzocht hij de geneesheer-directeur om kantoor-personeel te belasten met het herstellen van de verwarring die in de archieven was aangericht. De stukken moesten per orgaan bijééngevoegd worden en er diende een inventaris opgemaakt te worden. Op 26 oktober 1926 berichtte de geneesheer-directeur dat de archieven voor verzending gereed stonden.
Deze archiefvorming ging door in de dertiger jaren. Wilhelm, die na beëindiging van zijn functie van regerings-commissaris, burgemeester van Eibergen Werd, hield de stukken die hij opmaakte en ontving bij de behandeling van zaken het vluchtoord betreffende, gescheiden van zijn overige archiefbescheiden. Blijkens een losse aantekening droeg hij deze stukken op 9 juli 1937 over aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Niet duidelijk is aan welke afdeling hij deze stukken overdroeg. Noch in de index, noch in de agenda's van de afd. Armwezen is hierover iets
tevinden.
Naast deze stukken uit de archieven van het vluchtoord Hontenisse/Uden resp. van J.P.A. Wilhelm, bevond zich ook documentatiemateriaal met betrekking tot vluchtelingen in het algemeen en Uden in het bijzonder in de archiefbewaarplaats van Binnenlandse Zaken. Het is niet duidelijk of dit documentatiemateriaal ook van Wilhelm afkomstig is of dat het in 1926 niet is overgebracht naar een Rijksarchief-bewaarplaats maar bij Binnenlandse Zaken is achtergebleven.
Brabants Historisch Informatie Centrum