Archieven

222 Jan Hendrik Boerakker en Servaas Borgers, bierbrouwers en Jacobus van Walraaven en Leendert Brederode, bakkers te Grave verklaarden op verzoek van graaf van Bijland, ambtman van Grave, eerste comparant dat door tegenwoordige molenaar of pachter van de molens te Grave de mout slecht is gemalen en niet geheel gebroken en dat hij hoeveelheid naar de molen had gestuurd en veel minder van de molen heeft teruggekregen en dat hij pachter van de molen daarover heeft onderhouden; tweede comparant verklaarde dat hij op 29 juni 1765 bij na-weging van ontvangen mout een gewicht van honderdacht pond minder heeft ontvangen; derde comparant verklaarde dat hij diverse malen rogge en tarwe had gebracht en aanzienlijk minder had teruggekregen; vierde comparant verklaarde dat hij in het begin van het jaar drie malder tarwe naar de molen heeft gezonden en twee pond per zak te weinig heeft terug ontvangen en dat die tarwe slecht gemalen was, waarop de molenaar zijn knecht de schuld gaf.

221 Johan Vriesekolck, deurwaarder stelt in arrest een huis en erf in het Grietebinderstraatje ten name van Jan Cornelisse van Nollandt en Derreske Janssen ofwel Joost Schutten.

220 Huijbert Joseph Rompel, meester chirurgijn te Grave heeft op verzoek van graaf van Bijland, ambtman van Grave het hoofd van Josina Jans vrouw van Jan Clabberts onderzocht en verklaarde dat hij daarin gat had aangetroffen en concludeerde dat zij daarop is geslagen door hun stiefzoon Arnoldus Clabberts en dat zij niet wist dat zij om hulp heeft geroepen, maar dat dat niet door voornoemde Arnoldus Clabberts is gekomen.

219 Jan van Walsum, meester kleermaker; Rudolph Heijmans en Johanna Maria van Schadewijck, oud 19 jaar en wonend ten huize van haar oom Jan van Schadewijck, allen wonend te Grave verklaren op verzoek van graaf van Bijland, ambtman van Grave, dat afgelopen zondag 6-10-1765 in huis van Jan van Walsum werd gebracht de vrouw van Jan Clabberts de smid, zonder muts en zeer bebloed hoofd waarop dochter Johanna van Walsum haar hoofdwond met wat jenever heeft afgenomen en haar muts van haar heeft opgezet, waarna vrouw verklaarde dat haar zoon Arnoldus Clabberts haar op hoofd had geslagen; tweede comparant, buurman van Jan Clabberts, dat hij lawaai en schelden had gehoord en dat vrouw van Clabberts om hulp heeft geroepen; derde comparante verklaarde dat zij volgende morgen in de gast tussen de stoepen van Clabberts en Verhaeg iets wits zag liggen; mede compareerde Bernard Stoltz, grenadier in het bataljon en compagnie van generaal majoor Deutz, in garnizoen te Grave en heeft gezien dat Jan Clabberts zijn vrouw weer in het huis gedragen heeft en dat hij een uur tevoren de zoon van Jan Clabberts in het huis heeft zien gaan.