Voornamelijk microfiches. Het archief wordt grotendeels bewaard op RA Tilburg
Brabants Historisch Informatie Centrum
Voornamelijk microfiches. Het archief wordt grotendeels bewaard op RA Tilburg
De Ridderschap en Staten van Holland en West-Friesland bevestigen Dietrich van
Koning Philips II van Spanje bevestigt jonker Engelbert van Immerselle, heer van Immerselle, Yeteghem, Mameyden etc., en zijn echtgenote Marie van Berlo in hun recht vrijelijk te disponeren over hun leenroerige en allodiale bezittingen in Brabant.
2. 3 november 1609
Albert en Isabella bevestigen Dietrich van Immerseel, heer van Loon op Zand, zoon van Engelbert van Immerseel, en zijn echtgenote Marie, dochter van Wilhelmus van Renesse, graaf van Nontenaken, om vrijelijk te disponeren over hun leenroerige en allodiale bezittingen in Brabant en het Land van Overmaas.
3. 21 november 1609
Immerselle, heer van Loon op Zand., en zijn echtgenote Marie van Renesse hun recht om vrijelijk te disponeren over hun leenroerige en allodiale bezittingen in Holland en West-Friesland.
4. 4 december 1609
Testament van Dietrich van Immerselle en Maria van Renesse. Dochters: Maria, Anna en Philiberte. Maria is zwanger; als er een zoon wordt geboren dan krijgt moeder een slaapkamerinrichting en 600 gulden. Is het een dochter dan slechts een gift van 600 gulden.
Dietrich van Grevenbroeck x Philiberte van Ymmerseel > een rente van 50 gulden jaarlijkse ten behoeve van de Tafel van de Heilige Geest in Loon op Zand. Deze is aflosbaar voor 800 gulden.
De bezitter van de heerlijkheid Loon op Zand is verplicht jaarlijks op 5 februari een mis te laten doen ter nagedachtenis van:
Dietrich van Grevenbroeck x Philiberte van Immerseel
Robrecht van Grevenbroeck x Marie van Haestrecht
Floris van Grevenbroeck x Cornelia van Herst
vrouwe Josina van Grevenbroeck.
Deze verplichting is vastgelegd in het testament van vrouwe Philiberte van Immerseel. Ter betaling van de kerkdienst moest 1 malter koren worden geleverd aan de kerk van Loon.
Anna, dochter, verkrijgt: 2/3 deel in de uiterwaarden van Empel en Meerwijk De tienden van Hedikhuizen, leenroerig aan de abdij van Berne. Hoeve en wildernis in Udenhout, groot 100 morgen De cijns van Bijlaer onder Tilburg met een erfpacht van 5 mud 8 vat rogge. Broer Engelbert moet de schuld van 700 gulden overnemen, zijnde het bedrag dat de heer van Beveren aan juffr. Anna gegeven had.
Philiberte, dochter, verkrijgt: Een derde deel van de ambachtsheerlijkheid Bommenede. De goederen en bezittingen in (België): Itegem, windmolen in Niel, latenbank te Boom, bezittingen in Heijst en Eeckhoudt. Een rente op de goederen in Hooge en Lage Zwaluwe. Hieronder valt niet het burggraafschap van Aalst; dit komt Engelbert toe.
Daarnaast wordt er nog melding gemaakt van: 50 bunder moer onder Dongen 4 morgen diepe moeren, genaamd den Egmont (tiefes moor) 12 morgen die nabij den Egmont lagen.
Akte van huwelijkse voorwaarden voor notaris André Renard te Brussel: Engelbert van Immerselle brengt in: Burggraafschap Aalst; baronnie van Bokhoven; heerlijkheden Loon, Haveluy, Iteghem, Immerselle, Rameyden en Wommelghem; alsook diverse lenen en allodiale goederen. Helene de Montmorency, oudste dochter van Jeam de Montmorency en Magdalaine de Lens, brengt in: Gift conform het testament van haar vader; een rente van 2.000 gulden, 1.000 gulden direct en het restant na het overlijden van haar moeder.
14. 18 juni 1648
Testament van Engelbert van Immerselle en Helene de Montmorency.
Theodor, oudste zoon, verkrijgt: graafschap en kasteel van Bokhoven; kasteel en heerlijkheid van Loon op Zand; de heerlijkheden Haveluy, Aalst, Immerseel en Wommelghem; 50 morgen moer in Dongen, die leenroerig zijn aan de Prins van Oranje; een rente van 2.000 gulden jaarlijks te betalen aan Eugen de Montmorency, prins van Robecq, kan met 4.000 gulden worden afgelost; een bedrag van 29.192 gulden 10 sous rustende op de heerlijkheid Heeze en Leende, ten laste van René van renesse, heer van Warfuzé. Fideicommisse: de heerlijkheden Bokhoven, Aalst, Immerseel, Loon, Wommelghem mogen niet worden vervreemd of belast. Deze bepaling treft niet de moeren en braaklanden onder Loon. Mocht Theodor komen te overlijden zonder wettige erfgenaam dan treedt hun tweede zoon Thomas in de rechten; als ook hij geen erfgenaam heeft bij zijn overlijden dan succedeert hun derde zoon Balthasar; daarna de vierde zoon Eugen en vervolgens hun vijfde zoon Ignace. Laten de zonen geen enkele wettige erfgenaam achter dan succedeert een dochter:. oudste Isabelle Marie 2e Marie Philiberte 3e Jeanne Ursule.
De genoemde renten in de tekst zijn aflosbaar voor het bedrag van 91.200 gulden. Theodors bezittingen zijn belast met een weduwerente van 6.000 gulden perjaar ten gunste van zijn moeder. Van het grote aantal moeren onder Loon op Zand mag de helft verkocht worden.
Codicil van Engelbert van Immerselle en Helene de Montmorency.
17. 11 september 1660
Akte van huwelijkse voorwaarden tussen Thomas van Immerselle, graaf van Bokhoven, heer van Loon op Zand, enz., en Magdalaine, dochter van graaf Johan t' Serclaes de Tilly en Marie Francoise de Montmorency. Thomas van Immerselle brengt in: Loon op Zand en andere heerlijkheden. De ouders van de aanstaande bruid geven hun dochter als gift een rente van 2.000 gulden ten laste van de prins van Oost-Friesland.
18. 23 oktober 1660
Philips IV van Spanje bekrachtigt de vernieuwing van de akte van huwelijkse voorwaarden.
20. 1703
Akkoord tussen Karl en Eugen van Immerseel, graven van Bokhoven, om processen te voorkomen als gevolg van de uitvoering van het testament van hun ouders en de verdeling van de nagelaten goederen van hun broer Albert (ab intestato).
Als oplossing verhoogt Karl bij codicil de door hun moeder bepaalde rente van 800 gulden naar 1500 gulden.
21. 16 augustus 1741
Albertine Dongelbergh, markiezin de Resves, als naaste verwante en erfgename van de graven van Bokhoven verklaart dat prinses Marie Christine van SalSalm geen nadeel zal ondervinden als blijkt dat zij rechten heeft op de erfenis.
22. 3 november 1741
Het Leenhof van Brabant machtigt rentmeester Bruno Gijsels de nalatenschap van Karl van Immerseel, overleden 11 juli 1741, te belasten met 10.000 gulden om daarmee de collaterlae successiebelasting te betalen.
Marie Christine, prinses van Salm-Salm, stelt dat zij, na inzage in het testament van Thomas van Immerseel en Magdalena t 'Serclaes, haar testament van 23 oktober heeft herzien en dat zij de naam, het wapen van de familie van Immerseel heeft overgenomen, alsmede de titels behorende bij graafschappen en heerlijkheden. Zij heeft in haar testament het wapen van Immerseel en Bokhoven verenigt met dat van het huis Salm-Salm.
24. 8 januari 1742
Voor de schepenen van Venloon verklaart Albertine de Dongelbergh, geboren markiezin de Resves, dat zij op de 1 e van deze maand het collateraal betaald heeft en op de 4e van dezelfde maand door het Leenhof van Brabant beleent is met de heerlijkheid Loon op Zand, als zijnde de universele erfgename van Karl van Immerselle, alsmede de feodale en allodiale goederen en effecten verkregen had. Zij verbindt daaraan de verklaring dat zij zich in het bezit heeft gesteld van de genoemde heerlijkheid en de vruchten die daaruit voortkomen.
25. 26 januari 1742
Marie Christine van Salm (1), markiezin de Gavre d'Ayseaux, geboren gravin de Brias (2) en markiezin de Wargnies prinses de Barbancon, gravin de Brias, (3) sluiten een voorlopige overeenkomst over de goederen nagelaten door door Karl van Immerselle.
26. 1 december 1742
Drossaard en schepenen van Venloon verklaren dat op 29 juli 1741 de prins de Gavere d'Ayseaux, gouverneur en generaalkapitein van Namen, dat hij ingevolge het overlijden van Karl van Immerselle, in naam van zijn moeder gravin de Brias, weduwe van d'Ayseaux, voorlopig bezit heeft genomen van de heerlijkheid Loon op Zand.
Voor schepenen van de heerlijkheid Pont d'Estaires afgelegde verklaring door: Ann Auguste de Montmorency, prins de Robecq, en Albertine Jeanne Joseph van Immerselle, gravin van Bokhoven, geboren Dongelbergh, markiezin de Resves, zijn nicht, hebben laten vastleggen voor de kinderen van de genoemde prins de goederen die zij verkregen heeft te Loon op Zand als gevolg van het overlijden op 11 juli 1741 van Karl van Immerselle.
28. 21 december 1744
Proces voor het leenhof van Brabant tussen: enerzijds de eisers: Marie Christine, prinses van Salm, Marie Catherine, geboren gravin de Brias, weduwe markies d'Ayseaux en Claire Honoré, geboren gravin de Brias, weduwe markies Wargnies. en anderzijds. Albertine de Dongelbergh, zich ook van Immersellle noemend, geboren markiezin de Resves, de enige in leven zijnde nicht en naaste verwante, die beweert erfgenaam te zijn van Karel van Immerselle, zoon van Thomas van Immerselle en Magdalena t 'Serclaes de Tilly (testament 21 juni 1672).
Het Leenhof van Brabant oordeelt in de 'Vorklage' dat de eisers geen voorlopig genot en geen voorlopige 'Einführung' toe staan en in de 'Widerklage' , dat de eisers in het zelfde proces het voorlopig genot of gebruik van de heerlijkheid Loon op Zand ook Venloon genoemd en de voorlopige 'Einführung' in het bezit van de heerlijkheid 'gebühre' (toekomen)
Zij wijst de door de eisers voorgestelde tegenwerping als zijnde 'Nichtzuständigkeit zuruck' (wijst de tegenwerping af of niet ontvankelijk?).
Ludwig Karl Otto, prins van Salm, mede gemachtigde abt van de abdij Notre Dame de Boheries, graaf van Immerseel en Bokhoven, enige erfgenaam van prinses Christine van Salm, gravin van Immerseel en Bokhoven, woonachtig in Parijs, Rue du regard, Faubourg St. Germain, machtigt wegens de te grote afstand tot zijn bezittingen zijn vader Fürst Nikolaus Leopold van Salm-Salm, het beheer te voeren over zijn bezittingen en eventuele processen te voeren; alles met recht van substitutie.
30. 8 juli 1749
Nikolaus Leopold van Salm-Salm, als gemachtigde van zijn zoon, machtigt Alexander Theodor d'Oliva, burgemeester van Aken, om alle processen voort te zetten, die met betrekking tot de nalatenschap bij het soeverein Hof van brabant in Den Haag aanhangig worden gemaakt.
31. 8 juni 1752
Keizerin Maria Theresia beveelt het Leenhof van Brabant de heer Louis Anne Alexandre de Montmorency, prins van Robecq, op zijn verzoek tot herziening van het vonnis van 13 juli 1751 toe te laten of te gedogen de opbrengsten of inkomsten uit de heerlijkheid en goederen, leenroerig aan het genoemde Leenhof, die sinds het overlijden van graaf Karl Otto van Bokhoven zijn vervallen, aan prins Ludwig Karl Otto van Salm en de vrouwen Marie Catherine de Brias, markiezin de Gavre, en Claire Honoré de Brias, markiezin de wargnies worden toegekend.
Akkoord gesloten voor het Leenhof van Brabant tussen eiser: Louis Anne Alexandre, prins van Robecq en de verweerders Ludwig Karl Otto, prins van Salm-Salm Marie Catherine de Brias, markiezin de Gavre Leopold Albert Joseph d'Anneux d'Immerseel, markies de Wargnies, heer van Barbancon, voor hen zelf en als erfgenaam van zijn overleden broer Maximiliaan Antoine Joseph d'Anneux d'Immerseel, alsmede voor zijn broer Francois d'Anneux d'Immerseel.
Alle goederen die fideicommissair zijn gesteld in het testament van Thomas van Immerseel en zijn echtgenote worden weer in één massa gebracht en vervolgens in 5 porties verdeeld. Eiser is bereid voor zijn 2/5 deel genoegen te nemen met het graafschap Bokhoven. De verweerders krijgen 3/5 deel, onder andere bestaande uit de heerlijkheid Loon op Zand met toebehoren, pachthoeve onder Udenhout en de bezittingen in de Oostenrijkse Nederlanden. Op gelijke wijze worden de inkomsten uit alle goederen die sinds de dood van Karl van Immerseel zijn vervallen verdeeld.
Overeenkomst volgende op het akkoord van 8 ferbuari 1753 tussen Ludwig Karl Otto, prins van Salm-Salm, burggraaf (vicomte) van Aalst, heer van Loon op Zand, Haveluy, medegeamchtigde abt van de abdij te Boheries, erfgenaam van prinses Christine van Salm, nicht van vaderszijde van Karel van Immerseel. en Prins de Robecq, premier Baron chrétine de France, brigadier de Armee de Roi, colonel de regiment de Limousin, graaf van Estaires, graaf van Bokhoven, graaf de L'Empire, heer van Asdonck (nabij Breda), erfgenaam van Albertine Dongelbergh, markiezin de Resves, nicht van moederszijde van de graaf van Bokhoven, Karel van Immerselle.
De overeenstemming betreft de inkomsten uit de goederen in de periode 11 juli 1741 (overlijden Karel van Immerselle) tot 1 januari 1743, alsmede de 55.000 gulden die de prins van Salm-Salm aan de prins van Robecq schuldig is. Totale schuld aan de prins van Robecq is 92.550 gulden 10 stuiver 3 penningen. Dit bedrag wordt verrekend de achterstalligheid op een rente van 2.000 gulden, die is opgelopen tot 73.783 gulden 12 stuiver 10 penningen. Dit is prins de Robecq schuldig aan de prins van Salm-Salm. Dit saldo, ter grootte van 18.767 gulden 4 stuiver 9 penningen, wordt vastgezet op 35.000 ponden Frans. Deze schuld moet de prins van Salm-Salm in 2 jaar en in 5 cijnsen betalen. Ter verzekering van de betaling krijgt prins de Robecq onder andere 1750 ponden uit de inkomsten uit de heerlijkheid Loon op Zand.