Apud Traiectum in choro S. Salvatoris; in die beati Viti martyris.
Lodhewicus, proost, Wulrammus, deken, en het kapittel van S. Salvator in Traiectum oorkonden, dat zij verkocht hebben aan abt Henricus en het convent van S. Maria in Berna hun uithof ("curtis") in Berlanchem met de tienden, akkers, bezittingen, cijnzen, halfvrijen ("litones"), vasallen ("homines feodati"), weiden, beemden, visserijen, bossen, bebouwde en onbebouwde velden, en met het patronaatsrecht van Berlinchem; en verklaren daarvoor 165 pond-utrechts te hebben ontvangen, welk geld is besteed voor de tienden in Riswic bij Wic en in Oldewater; en dat het klooster hun jaarlijks 20 schelling zal betalen; met als getuigen o.a. abt Heinricus, proost Harnoldus en kanunnik Andreas, Bernenses.
Apud Traiectum in choro S. Salvatoris; in die beati Viti martyris.
Lodhewicus, proost, Wulrammus, deken, en het kapittel van S. Salvator in Traiectum oorkonden, dat zij verkocht hebben aan abt Henricus en het convent van S. Maria in Berna hun uithof ("curtis") in Berlanchem met de tienden, akkers, bezittingen, cijnzen, halfvrijen ("litones"), vasallen ("homines feodati"), weiden, beemden, visserijen, bossen, bebouwde en onbebouwde velden, en met het patronaatsrecht van Berlinchem; en verklaren daarvoor 165 pond-utrechts te hebben ontvangen, welk geld is besteed voor de tienden in Riswic bij Wic en in Oldewater; en dat het klooster hun jaarlijks 20 schelling zal betalen; met als getuigen o.a. abt Heinricus, proost Harnoldus en kanunnik Andreas, Bernenses.
m. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.29.
n. Gedrukte tekst in O.B. Heeringa, nr.950.
o. Gedrukte tekst in O.B. Camps, nr. 190.
p. Tekst in Bijlage V van dit regestenboek, naar de lezing van Camps.
Nota 1. De bestemming van de 165 pond "deposuimus in decimas" wordt door Heeringa begrepen als een belegging, door Camps als lossing.
Nota 2. In de laatste regel ("Bernen") leest Heeringa: Bernensi; Hoevenaars: Bernense; Camps o.i. terecht: Bernensibus.
Nota 3. De 2 zegels van het convent van Berne zijn de oudste exemplaren en vertonen een altaar met kelk, geflankeerd door een kruisstaf en ster, met erboven een zwerende hand; het randschrift van het Heeswijks zegel luidt: SIGILLU CO(ventus de) BER(na).
De 10 aangekondigde zegelaars zijn: 1. de elect; 2 t/m 6. de kapittels van St. Maarten (Dom), St. Salvator (Oudmunster), St. Pieter, St. Jan en St. Marie; 7 en 8. proost en deken van St.Salvator; 9 en 10. abt en convent van Berne. Van de 10 oorspronkelijke zegels waren (maart 1982) aanwezig nrs. 3, 7 en 10; en werden los teruggevonden nrs. 2, 4, 5 en 9. Deze laatste zijn er weer aangehecht en bij deze gelegenheid zijn deze 7 voorhanden, min of meer beschadigde zegels met witte was aangevuld (R.A. Utrecht, april 1982). De zegels van abt en convent, afgebeeld in het Corpus Sigillorum nr.412 en 410, zijn die van de Utrechtse chirograaf. In plaats van de aangekondigde, achtste zegelaar: de deken van St. Salvator (=2e oorkonder!) heeft gezegeld Reimarus, de proost van St. Pieter; diens zegel ontbreekt bij het Heeswijks exemplaar, maar is bij het Utrechtse bewaard. Vanwege plaatsgebrek zijn de staarten van de zegels van abt en convent van Berne over elkaar heen aangebracht en kruisen zij elkaar.
b. Auth. afschrift van notaris J. van Huppel, 16 sept. 1632. Bij oorspr.
c. Auth. gezegeld afschrift van notaris W. Cuylenburg, 1641. Bij oorspr.
d. Eenv. afschrift van b. (ca.1600). Bij oorspr.
e. Eenv. afschrift, (naar oorspr.?) (16e eeuw). Bij oorspr.
f. Eenv. proeve van vertaling van c. (17e eeuw). Bij oorspr.
g. Auth. afschrift van notaris Joh. Baeliart (ca.1600). 2e afd. A. 11, map 11.
h. Vertaling van notaris W. Cuylenburch, 14 febr. 1641, in auth. afschrift van notaris H. de Bye, 11 jan. 1707. 2e afd. A. 11, map 12.
i. Afschrift in Bullarium Roovers (ca. 1630), blz.92-94.
j. Afschrift in Groot-Ms. Van Alkemade, 1709, f.55.