skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Archieven

5197 Waterschap De Aa, 1922-1955

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
5197 Waterschap De Aa, 1922-1955
Inleiding
Historisch overzicht
Archief van waterschap de Aa beneden Helmond, vanaf 1926

Het stroomgebied van de Aa, 1922-1955

INLEIDING


Rivier de Aa(Noot 1)

Oorsprong

Het waterschap hield zich van oorsprong vooral bezig met de rivier de Aa en haar zijrivieren.
De Aa is een regenrivier en vindt haar oorsprong in de hooggelegen gronden nabij Meijel in Limburg. De rivier wordt gevormd door het afvloeiende regenwater dat via watertjes en slootjes bijeen komt. De ouderdom van de rivier de Aa is moeilijk te bepalen. Uit geologische gegevens kan een voorzichtige conclusie worden getrokken dat zij ontstaan is circa 10.000 jaar geleden na de laatste ijstijd. Het Aa-dal is evenals het Dommeldal gelegen in de zogenaamde ‘Centrale Slenk’. De centrale slenk is een verzakt gedeelte tussen twee breukranden, de breuk van Sterksel en de Peelrandbreuk. Door de van oorsprong meanderende rivier de Aa met haar zijbeken wordt het overtollige Peelwater afgevoerd.

Watermolens

Al eeuwenoud zijn de klachten over het beperkte vermogen van de Aa om in het natte seizoen het afstromende regenwater af te voeren. De lagere meer stroomopwaarts gelegen gronden ondervonden hierdoor wateroverlast. Dit werd nog erger toen het menselijk vernuft de stuwkracht van het water als drijfkracht voor watermolens ging benutten. De oudste schriftelijke vermelding van een watermolen binnen het waterschapsgebied dateert uit rond 1300 (Noot 2); het gaat dan om de watermolen bij Schepstal op de Bakelse Aa, die waarschijnlijk al langer bestond.
De watermolen van Helmond bestond reeds in het begin der 14e eeuw. De watermolen van Stipdonk onder Lierop bestond reeds in 1370. In het midden van de 16e eeuw lagen er ook watermolens op de Aa te Rixtel, Erp, Keldonk, Veghel, Dinther en Berlicum. Deze watermolens zorgden voor een opstuwing van het waterpeil en een vertraging van de waterafvoer. Dit was voor de lagere meer stroomopwaarts gelegen bouw- en graslanden vaak rampzalig, temeer daar de oevers van de rivier de Aa laag waren. Klachten over opstuwingen van het water en overstromingen als gevolg daarvan bleven aanhouden tot in de 19e eeuw. In de tweede helft van de 19e eeuw gingen enkele gemeenten samenwerken om de Aa-overstromingen tot kleinere proporties terug te brengen, waardoor er meer doeltreffende maatregelen konden worden genomen. Maar telkens moest men tot de conclusie komen dat de grootste obstakels voor de waterafvoer en de verbetering van de hele rivier de watermolens waren. Eeuwenlange pogingen om deze aan reglementen te binden, hadden niet het gewenste resultaat gehad. Door het afkopen van molen- en stuwrechten van de eigenaren, aankoop en sloop van watermolens probeerden provincie, gemeenten en het waterschap hieraan een einde te maken. In het archief van waterschap Het Stroomgebied in deze periode bevinden zich gegevens over de watermolens op de Aa te Stipdonk en te Helmond en op de Vlier (bovenloop van de Bakelse Aa) te Deurne. Hierbij bevinden zich ook afschriften van oudere historische gegevens over deze molens en molen- en stuwrechten.

De Aa als vaarweg en de Zuid-Willemsvaart

Eens was de Aa als vaarweg een belangrijke verkeersader tussen ’s-Hertogenbosch en Helmond. Al in 1573 kreeg de stad Helmond van koning Philips II als hertog van Brabant op gunstig advies van de Raad van State het octrooi om de Aa tussen Helmond en ’s-Hertogenbosch bevaarbaar te maken.
De Aa als vaarweg en de Zuid-Willemsvaart

Eens was de Aa als vaarweg een belangrijke verkeersader tussen ’s-Hertogenbosch en Helmond (Noot 3). Al in 1573 kreeg de stad Helmond van koning Philips II als hertog van Brabant op gunstig advies van de Raad van State het octrooi om de Aa tussen Helmond en ’s-Hertogenbosch bevaarbaar te maken. De oorlog tussen Spanje en de Republiek der Nederlanden (de ‘tachtigjarige oorlog’) en de teistering van bevolking en landerijen door muitende troepen was geen gunstig klimaat voor de uitvoering van deze plannen. Pas toen de rust wat terugkeerde tijdens het twaalfjarig bestand in het begin van de 17e eeuw werden deze plannen weer opgepakt. De kanalisatie van de Aa heeft met als doel deze beter bevaarbaar te maken heeft tot begin 19e eeuw op de agenda gestaan. Bekend is o.a. het rapport uit 1801 van luitenant-colonel C.R.T. Krayenhoff, directeur der fortificatiën, met een eenvoudig project over het bevaarbaar maken van de rivieren de Dommel, de Aa en de Run of Leij. Ook de commissie van Landbouw in Brabant drong in dei dagen ook aan op bevaarmaking van de Aa, vooral met het oog op de aanvoer van meststoffen. Koning Lodewijk stond ook welwillend tegenover voltooiing van het bevaarmaken van de Aa. Na zijn afstand en de inlijving van ons land bij Frankrijk in 1810 bleven deze voornemens voor wat ze waren. Een vroeger groot plan dat de tot standkoming van een waterweg tussen ’s-Hertogenbosch en Luik beoogde, werd weer van stal gehaald. De begeerde vaarweg tussen ’s-Hertogenbosch en Luik kwam uiteindelijk tot stand, niet door kanalisatie van de Aa, maar door het graven van de Zuid-Willemsvaart omstreeks 1830.

Afwatering via Drongelens kanaal op de Maas

De aanleg van het afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen in 1911 betekende een verbetering voor de uitwatering van de Aa bij ’s-Hertogenbosch.
Door de afsluiting van de Dieze beneden ’s-Hertogenbosch, waarop de Aa voordien vrij loosde, moest de Aa bij afsluiting van de Dieze afwateren op de Maas via het Drongelens kanaal.

Oprichting en ontwikkeling van het waterschap

Het waterschap De Aa Beneden Helmond is opgericht bij besluit der Staten van Noord-Brabant van 12 januari 1922 (Provinciaal Blad 1922 nr. 9) en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 9 maart 1922 nr. 67.
De belastbare grondoppervlakte bedraagt 39.490 hectaren en omvat de gronden die uitsluitend op de Aa beneden Helmond en haar zijvieren afwateren in 24 gemeenten of gedeelten daarvan: ’s-Hertogenbosch, Rosmalen, Nuland, Geffen, Heesch, Nistelrode, Heeswijk, Berlicum, Den Dungen, Schijndel, Dinther, Uden, Boekel, Veghel, Sint-Oedenrode, Erp, Lieshout, Beek en Donk, Gemert, Aarle-Rixtel, Stiphout, Helmond, Mierlo en Lierop.
Aan het waterschap werd een groot streekbelang opgedragen. Na korte tijd kwam de behoefte aan een uitbreiding van het waterschap. Immers de meer stroomopwaarts gelegen gronden ten westen van de hoge Peelrug die zelf weinig of helemaal niet te lijden hadden van wateroverlast maar hun overtollige water de rivier de Aa loosden en zodoende mede oorzaak waren van de steeds slechter wordende toestand in het benedengebied van de rivier de Aa, waren nog niet in waterschapsverband opgenomen. Zo werd bij Statenbesluit van 21 januari 1926 het waterschap uitgebreid met de Peelgronden in Noord-Brabant tot een oppervlakte van ongeveer 81.400 hectaren.
Het waterschapsgebied werd uitgebreid met gronden onder de gemeenten (geheel of gedeeltelijk): Oss, Berghem, Schaijk, Sint-Michielsgestel, Zeeland, Bakel, Deurne, Asten en Someren. Daarmee omvatte het gebied van het waterschap 33 gemeenten (geheel of gedeeltelijk). De naam werd gewijzigd in waterschap Het Stroomgebied van de Aa. Het waterschap strekte zich rondom de Aa en haar zijrivieren uit van ’s-Hertogenbosch tot aan de Limburgse grens en bereikte haar huidige grootte van ongeveer 84.000 hectaren.
Voor het gebied ten westen van de provinciale weg Nuenen-Lieshout, die door de aanleg van het Wilhelminakanaal niet langer op het stroomgebied van de Aa afwaterden, kwam in 1934 een grenswijziging met waterschap de Dommel tot stand (provinciaal blad 1934 nrs. 54-55).
In 1937 kwam er een grenswijzinging tot stand met de gemeente ’s-Hertogenbosch, waarbij de Aa binnen de bebouwde kom tot aan de Dieze onder beheer van het waterschap kwam
(provinciaal blad 1937 nrs. 37-38). In 1950 vond er met het waterschap de Dommel nog een grenscorrectie plaats voor gronden onder Someren (provinciaal blad 1950 nrs. 11-12).
Plannen om het grondgebied uit te breiden tot haar oorsprong onder Meijel en Nederweert in Limburg in de jaren 1931-1936 zijn niet doorgegaan.
Afdelingen binnen het waterschap

Het waterschap werd bij de oprichting in 1922 ingedeeld in vijf afdelingen. Bij besluit van Gedeputeerde Staten van 1-8-1922 (Provinciaal Blad 1922 nr. 31) werden de grenzen van de afdelingen vastgesteld:
Eerste afdeling: de gronden van de Groote- en Kleine Wetering en van de Wambergse Beek.
Hoofdplaats: Nuland
Tweede afdeling: de lage gronden van de Aa benoorden de spoorweg Boxtel-Goch
Hoofdplaats: Berlicum, vanaf oktober 1942 Schijndel
Derde afdeling: de gronden van de Aa tussen de spoorweg Boxtel-Goch en het Wilhelminakanaal en bewesten De Zuid-Willemsvaart.
Hoofdplaats: Lieshout
Vierde afdeling: de gronden van de Aa ten zuiden van de spoorweg Boxtel-Goch en beoosten de Zuid-Willemsvaart
Hoofdplaats: Veghel
Vijfde afdeling: de gronden van de Aa ten zuiden van het Wilhelminakanaal en bewesten de Zuid-Willemsvaart
Hoofdplaats: Mierlo

Bij de gebiedsuitbreiding met de Peelgebieden in 1926 werden dit zeven afdelingen:
Zesde afdeling:
Hoofdplaats: Deurne
Zevende afdeling:
Hoofdplaats: Asten

In de periode 1930-1937 vonden er grenswijzigingen en wijzigingen van afdelingsgrenzen plaats onder ’s-Hertogenbosch (overname beheer en onderhoud van de stadsgracht), Nuenen en Lieshout (Provinciaal Bladen 1930 nr. 20; 1933 nr. 136; 1934 nrs. 53-54-55; 1937 nrs. 37-38).
Opheffing kleine waterschapjes binnen grondgebied waterschap

Al bij de oprichting van waterschap Het Stroomgebied van de a, bestonden er binnen haar grondgebied een aantal kleine zelfstandige waterschappen:
- waterschap de Polder van Berlicum onder Berlicum en Rosmalen (1847-1952);
- waterschap Brand en Beusing onder Den Dungen (1864-1952);
- waterschap de Kleine Wetering onder Geffen, Nuland en Rosmalen (1862-1952);
- waterschap De Beneden Aa onder ’s-Hertogenbosch, Rosmalen, Berlicum en Den Dungen (1863-1952);
- waterschap Het Woud onder Den Dungen, Sint-Michielsgestel en Berlicum (1881-1958).
In 1931 werd waterschap De Bleeken onder Heesch opgericht (1931-1952).

Door de grote verbeteringswerken die werden uitgevoerd door waterschap Het Stroomgebied van de Aa, werd het takenpakket van deze waterschapjes zo gering, dat het geen zin meer had deze in stand te houden. Het merendeel der ingelanden was ook voor opheffing omdat zij ook al waterschapsomslag aan Het Stroomgebied van de Aa betaalden en geen zin hadden nog een eigen waterschapsbestuur in stand te houden.
In 1952 werden de waterschappen de Polder van Berlicum, Brand en Beusing, de Kleine Wetering , de Beneden Aa en de Bleeken opgeheven. Waterschap Het Woud werd in 1958 opgeheven. Voor zover niet overgenomen door de desbetreffende gemeenten ging het eigendom en beheer van waterleidingen en kunstwerken over op waterschap Het Stroomgebied van de Aa.
Wapen en vlag

Bij Koninklijk Besluit van 21 september 1955 nr. 17 werd aan het waterschap een wapen verleend. De omschrijving is als volgt: Golvend doorsneden:
I - In zilver drie molenijzers van keel.
II - Golvend gedwarsbalkt van sinopel en goud van zes stukken. Het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee paarlen.
Korte tijd later werd op 30 december 1955 door het hoofdbestuur de waterschapsvlag vastgesteld. Deze is samengesteld uit vier gelijke horizontale banen van boven naar beneden, respectievelijk in de kleuren wit, rood, geel en groen.

2. Verbeteringswerken van de Aa en zijrivieren

De reden van de oprichting van het waterschap is de toenemende wateroverlast die ontstaan was door de sinds begin 18e eeuw steeds toenemende ontginning van de waterrijke Peelgronden. Daardoor werd op de rivier de Aa en haar zijrivieren zoveel water werd aangevoerd dat de toestand onhoudbaar werd. De grote wateroverlast en vele overstromingen waren niet nieuw. Reeds in het verre verleden liet de waterstaatstoestand in het stroomgebied veel te wensen over en de klachten over wateroverlast.
Het waterschap heeft ten doel de regelmatige afvoer van het water in het Stroomgebied van de Aa te bevorderen en de hoogte van de waterstand in de Aa en haar zijrivieren voor zover mogelijk of nodig te regelen. Om dit doel te bereiken werden bestaande waterleidingen in onderhoud genomen en nieuwe werken uitgevoerd.
Met de daadwerkelijke uitvoering van nieuwe werken werd begonnen in 1926. Door het Ingenieursbureau Bongaerts te ’s-Gravenhage waren al de nodige plannen uitgewerkt. De uitvoering van deze werken werden zowel door het Rijk als de Provincie gesubsidieerd. De werken werden aanbesteed en uitgevoerd onder toezicht van het bureau Bongaerts.
In 1952 werd er door het Rijks Instituut voor Zuivering van Afvalwater een onderzoek gedaan naar de waterverontreiniging van de Aa. Naar aanleiding daarvan werd in 1953 een Commissie ter bestudering van het vraagstuk van de afvalwaterzuivering ingesteld en in 1954 een Commissie tot onderzoek van de bestuurlijke reorganisatie in verband met de uitoefening van de taak der afvalwaterzuivering. Bij besluit van Provinciale Staten van 24 juli 1956 werd aan het waterschap de taak van de waterzuivering opgedragen. Daarom zijn in deze archiefperiode slechts voorbereidende stukken te vinden. Stukken in verband met de uitvoering van deze taak bevinden zich in het waterschapsarchief na 1956.

De grootste werken die door het waterschap in de periode 1922-1955 werden uitgevoerd zijn:

Aanleg afleidingskanalen van de Aa op de Zuid-Willemsvaart met spuiduikers te Stipdonk, Beek en Donk en ’s-Hertogenbosch, 1923-1928

Verbetering van de Grote en Kleine Wetering en de Ingelandse Stroom, 1926-1934

Verbetering van de Goorloop en de aanleg van het afleidingskanaal Boerdonk-Keldonk voor de afwatering van de derde en vijfde afdeling, 1925-1935

Verbetering van de Bakelse Aa en de Kaweise Loop, 1928-1936

Verbetering van de Aa onder ’s-Hertogenbosch, 1927-1934

Ophoging van de Aa-kaden vanaf piket 8 tot de watertoren te ’s-Hertogenbosch, 1939-1946

Verbetering van de hoofdrivier de Aa vanaf ’s-Hertogenbosch tot aan haar oorsprong onderverdeeld in acht vakken:
Vak I-II
de Aa vanaf ’s-Hertogenbosch tot kasteel Heeswijk, 1929-1942
Vak I: de Aa vanaf ’s-Hertogenbosch tot Berlicum
Vak II: de Aa vanaf Berlicum tot Heeswijk kasteel Heeswijk
Vak III:
de Aa vanaf kasteel Heeswijk tot aan de uitmonding van het afleidingskanaal Boerdonk- Keldonk onder Erp, 1942-1944
Vak IV:
de Aa vanaf Keldonk tot Beek en Donk, 1938-1949 (op last van de Duitse Bezetter werden de werken in juli 1944 stopgezet; direct na de tweede wereldoorlog werd het laatste gedeelte uitgevoerd)
Vak V-VI-VII-VIII:
de Aa vanaf het verdeelwerk te Beek tot aan de watermolen te Stipdonk met omleiding om Helmond onder Beek en Donk, Aarle-Rixtel, Helmond, Lierop en Deurne (Vlierden), 1929-1956
Vak V: de Aa vanaf het verdeelwerk te Beek tot de Bakelse Aa
Vak VI: de Aa vanaf de Bakelse Aa tot de Kom van Helmond
Vak VII: de Aa in de Kom van Helmond
Vak VIII: de Aa boven de Kom van Helmond tot de watermolen te Stipdonk met omleiding om Helmond onder Beek en Donk, Aarle-Rixtel, Helmond, Lierop en Deurne (Vlierden)

NB. De verbetering van de Aa vanaf Stipdonk tot aan provinciegrenzen viel samen met de uitvoering van ruilverkaveling De Aa van gronden langs de Aa tussen sluis 8 en sluis 12 onder Someren, Asten, Mierlo, Bakel, Deurne en Helmond.
Verbetering van de Landmeerse Loop en Peelse Loop, 1938-1954

Verbetering van de benedenlopen van de Walgraaf en de Snelle Loop, 1945-1950

Als het gevolg van verbeteringswerken moesten kunstmatige ingrepen worden gedaan om de waterstand van diverse landbouwgronden weer op peil te krijgen. Enkele grote projecten van de aanleg van kunstwerken waren:

Aanleg van dertien stuwen in de Bakelse Aa en de Kaweise Loop en een stuw in
de Omleiding om Helmond te Deurne, Bakel en Helmond, 1945-1953

Aanleg vijf stuwen in de Aa te Erp, 1940-1955 (1959)

Door het waterschap zijn in de periode vóór 1955 diverse verbeteringswerken gestart, die pas later zijn afgerond.
De stukken hierover bevinden zich in het waterschapsarchief, 1956-1989. In deze inventaris zijn wel verwijzingen opgenomen over deze werken. Deze zijn te vinden onder het hoofdstuk: overige verbeteringswerken.


Belangrijkste waterlopen in het Stroomgebied van de Aa

Aa
Afleidingskanaal Beek en Donk (van de Aa op de Zuid-Willemsvaart)
Afleidingskanaal ’s-Hertogenbosch (van de Aa op de Zuid-Willemsvaart)
Afleidingskanaal Stipdonk (van de Aa op de Zuid-Willemsvaart)
Astense Aa
Bakelse Aa
Beeker Aa
Beekerloop
Beekgraaf
Beemd Aa
Benedenloop Aa
Biesheuvelse Loop
Biesthoekse Loop
Biezenloop
Bleekloop
Boerdonkse Aa
Broek Aa
Burgtse Loop
Deurnese Peel
Diepenhoekse Loop
Donkervoortse Loop
Dungense Loop
Eeuwselse Loop
Eindhovenskanaal
Elzense Loop
Esperloop
Goorloop
Groote Peel
Grote Wetering
Gulden Aa
Hazelbergse Loop
Heitrakse Peel
Helenavaart
Hurkse Loop
Kanaal van Deurne
Kaweise Loop
Kerkenloop
Kievitsloop
Kleine Aa
Kleine Wetering
Landmeerse Loop
Leigraaf
Mariapeel
Meerkensloop
Meervense Loop
Molenbroekse Loop
Molenheidese Loop
Molenloop
Nederheidse Loop
Noordervaart
Noordkantse Loop
Nuijeneindse Loop
Oude Aa
Overakkerse Loop
Peelkanaal
Peelse Loop
Reijbroekse Loop
Rietvense Loop
Rips
Schevelingse Loop
Schijndelse Loop
Schootense Loop
Snelle Loop
Soeloop
Staakrijt
Steegse Loop
Venloop
Vinkelse Loop
Vleutloop
Vlier
Voordeldonkse Broekloop
Vreekwijkse Loop
Wambergse Beek
Wijbosch Broek
Wilhelminakanaal
Zandhoekse Loop
Zijpse Loop
Zuid-Willemsvaart


Classificatie van gronden voor de waterschapsomslag

De gronden in het waterschapsgebied zijn ingedeeld in vier klassen. Als grondslag voor deze indeling is genomen de toestand op 1 januari 1926. De eerste klasse omvat die gronden die voor 1 januari 1926 reeds spoedig overstroming hadden te duchten of dras kwamen te staan. In de tweede klasse zijn ingedeeld de gronden die bij hoge waterstanden in de hoofd- of zijrivieren overstromingen hadden te duchten of dras kwamen te staan. De derde klasse omvat de gronden welke een min of meer uitgebreid slootsysteem nodig hebben of bezitten en daardoor de waterleiding naar welke zij hun water afvoeren in regenachtige perioden belasten.
De gronden die niet vallen in een der vorige klassen zijn samen gebracht in de vierde klasse.
Als grondslag voor de lastenverdeling is de mate van belang die de gronden bij de verbetering van de waterafvoer hebben.


Bestuursinrichting


De algemene waterschapsbelangen worden behartigd door het hoofdbestuur en het uit zijn midden te kiezen dagelijks bestuur. De bijzondere afdelingsbelangen worden behartigd door de afdelingsbesturen. Het kende een zuiver agrarische vertegenwoordiging.
Het hoofdbestuur is samengesteld uit de watergraaf als voorzitter en uit de voorzitters en secretarissen van de afdelingsbesturen als leden. Het hoofdbestuur stippelde de grote beleidslijnen uit. De watergraaf is voorzitter en lid van het hoofdbestuur en wordt benoemd door Provinciale Staten. Aan het hoofdbestuur wordt een griffier toegevoegd, die wordt benoemd door het hoofdbestuur. M.i.v. 1930 werd de functie van griffier gecombineerd met die van penningmeester. De zittingsperiode van de leden valt samen met hun zittingsperiode als voorzitter of secretaris van het afdelingsbestuur.

Het dagelijks bestuur is samengesteld uit de watergraaf als lid en voorzitter, vier leden en een plaatsvervangend lid. Deze worden door het hoofdbestuur uit zijn midden gekozen. De griffier is ambtshalve als secretaris toegevoegd.

Elk afdelingsbestuur is samengesteld uit een voorzitter, tevens lid en vier leden. Het bestuur kiest uit zijn midden een secretaris en penningmeester. Zij worden voor de duur van zes jaar door en uit de stemgerechtigde ingelanden in de betrokken afdeling gekozen. Een derde van het bestuur treedt af om de twee jaar volgens een rooster dat voor de eerste maal door loting wordt vastgesteld. De zetel van het afdelingsbestuur is gevestigd in de hoofdplaats van de afdeling. Elke afdeling had betrekkelijk grote autonome bevoegdheden en beheerde ook zijn eigen financiën.
Volgens het reglement waren de kantoren van het waterschap in Veghel gevestigd, maar in de praktijk in het gemeentehuis van Heeswijk. Bij besluit van het hoofdbestuur van 4-6-1929 werd de zetel van het waterschap van Veghel naar ’s-Hertogenbosch verplaatst. Vanaf 30-1-1930 werden de kantoren aan de Vughterdijk 49 te ’s-Hertogenbosch in gebruik genomen. In 1940 werd het pand Postelstraat 49 aangekocht van Commissaris der Koningin Van Rijckevorsel. Het pand werd samen met het daarachtergelegen koetshuis aan de Snellestraat na een verbouwing als griffiegebouw in gebruik genomen. Het representatieve karakter van het pand bleef bewaard. Enkele jaren na de oorlog is de voorgevel ontdaan van een pleisterlaag waardoor het oorspronkelijke metselwerk weer zichtbaar werd.


Samenstelling bestuur

Watergraaf
M.P.W. van Hout, 8-1-1922 t/m 1-10-1940 (tevens burgemeester van Helmond)
J. Phaf, 1-10-1940 t/m 23-5-1946
vacant, 1946-1948 (J.C.J. Verheugt, voorzitter van de 5e afdeling, loco-watergraaf)
dr. ir. J.H.F. Deckers, 15-10-1949 tot zijn overlijden op 1-5-1951?
mr. Th. A.J. Vosters, 1952- 1982 (tevens watergraaf van waterschap de Dommel tot 1-12-1980)

Griffier-penningmeester (vóór 1930 aparte functies)
G. Wagenaar, 1922-1927 (griffier)
J.M. v.d. Veerdonk, 1922-1930 (penningmeester)
A.C.M. Schampers, 1930-1965 (griffier-penningmeester)

Leden hoofdbestuur: voorzitters en secretarissen der afdelingen
Eerste afdeling

Th. F. Teunissen te Nuland, 1922- 1924 (voorzitter)
M.J. van Beek te Rosmalen, 1922- 1924 (secretaris)
J.M.C. Swanenberg te Heeswijk, 1924-1925 (voorzitter)
J. van Helvoort te Rosmalen, 1924-1925 (secretaris)
Th. F. Teunissen te Nuland, 1925- (voorzitter)
M.I. van Beek te Rosmalen, 1925-1931 (secretaris)
J. Veltman te Geffen, 1931-1935 (secretaris)
M.I. van Beek te Rosmalen, 1935-1939 (secretaris)
Ant. Gloudemans te Rosmalen, 1939-1950 (secretaris)
Th. Braam, 1950- (secretaris)
A.A. van Helvoort te Berlicum, 1945-1946 (waarnemend voorzitter)
J. van de Ven, -1951
C.G. van Zijl, 1951-197?

Tweede afdeling:
C.J.M. Godschalx te Berlicum, 1922-1940 (voorzitter)
G.J.M. Wagenaar te Heeswijk, 1922-1924 (secretaris)
J.J. Janssens te Schijndel, 1924-1939 (secretaris)
J.J. Janssens te Schijndel, 1940-1942 (voorzitter)
G.J. van Esch te Schijndel, 1940- (secretaris)
J. van den Boom te Dinther, 1943-

Derde afdeling:
P. Byvoet te Gemert, 1922-1924 (voorzitter)
H.J.M. van Thiel te Beek en Donk, 1922-1935 (voorzitter) ?
A. van Hoof te Lieshout, 1924-1935 (secretaris) ?
H.J.M. van Thiel te Beek en Donk, 1935-1953 (voorzitter)
A. van Hoof te Lieshout, 1935-1939 (secretaris)
L.F. Verbakel te Lieshout, 1943 –1943 (secretaris)
Th.J. Mostermans te Lieshout, 1943-1953 (secretaris)
Th. J. Mostermans te Lieshout, 1953-197? (voorzitter)
Joh. G. Aarts, 1953- (secretaris)

Vierde afdeling:
M. van Hout te Helmond, 1922-1924 (voorzitter)
J.A. van Mill te Erp, 1922-1931 (secretaris)
F.C. van Lith te Veghel, 1924-1931 (voorzitter)
J.A. van Mill te Erp, 1931-1939 (voorzitter)
J. Phaf, 1931-1939 (secretaris)
J. Phaf, 1939-1940 (voorzitter)
G.A. van Hoof, 1939- (secretaris)
A. Jaspers te Gemert, 1940-
J. Donkers te Erp, 1943-197? (voorzitter)
Ant. Raaymakers, 1950- (secretaris)

Vijfde afdeling:
A.E. Pistorius te Aarle-Rixtel, 1922-1924 (voorzitter)
J. Prinsen te Aarle-Rixtel, 1922-1924 (secretaris)
J.C. J. Verheugt te Mierlo, 1922-19 (voorzitter)
J. Phaf te Aarle-Rixtel, 1924-1931 (secretaris)
nieuwe voorzitter
P.F. van Vlerken, 1931-1938 (secretaris)

omissie
J.W. Verschuuren te Stiphout, 1943?-1951 (secretaris)
Th. Biemans te Mierlo, 1945-1946 (waarnemend voorzitter)
J.M. Boerenkamp te Someren, 1947-197? (voorzitter)
J.P.M. Hermsen te Mierlo, 1951- (secretaris)
Zesde afdeling:
J.C. van Beek te Deurne, 1926-1939 (voorzitter)
E.H. Swinkels te Deurne, 1926-1933 (secretaris)
J. Bellemakers te Bakel, 1933-1939 (secretaris)
J.A. van de Broek te Helmond, 1939 (secretaris)
J. Bellemakers te Bakel, 1939- (secretaris)
E.H. Swinkels te Deurne, 1939- (voorzitter)
van de Eijnden te Deurne, 1946 (secretaris)
J.M. Cuppen te Deurne, 1946- (secretaris)
G.J.M. van de Wildenberg te Bakel, 1947-1950 (voorzitter)
P.J. Slits te Bakel, 1950-
J.A. van de Broek
T. de Martines, 1953- (secretaris)

Zevende afdeling:
W.J.M. Wijnen te Asten, 1926-1944 (voorzitter)
Ant. Leenen te Asten, 1926-1942 (secretaris)
H. Keijzers te Deurne, 1942 (secretaris)
Piet Aarts, 1943-1950 (secretaris)
Th. Aarts te Deurne, 1944-1945 (voorzitter)
W. van Golstein-Brouwers te Asten (secretaris)
L.C. Aarts te Liessel, 1945-1954 (voorzitter)
L. Loomans te Asten, 1954 (voorzitter)
H.J. Driessen te Asten, 1954-197?
Leden dagelijks bestuur
(gekozen door het Hoofdbestuur uit haar leden: 4 leden + plv. lid)

Eerste afdeling:
J.M.C. Swanenberg te Heeswijk, 1924-1925
Th. F. Teunissen te Nuland, 1925-1955

Tweede afdeling:
G.J.M. Godschalx te Berlicum, 1924-1940 of C.J.M.
J.J. Janssens te Schijndel, 1940-1942
J. v.d. Boom te Dinther, 1943-1954
G.J. van Esch te Schijndel, 1955-1956

Derde afdeling:
H.J.M. van Thiel te Beek en Donk, 1924-1953 (secretaris)
Th. J. Mostermans te Lieshout, 1953-197?

Vierde afeling:
J.A. van Mill te Erp, 1924-1937 (plv.)
J. Phaf te Gemert, 1937-1940
A. Jaspers te Gemert, 1940-1942
G. A. van Hoof te Gemert, 1942-1950
J. Donkers te Erp, 1950-197?

Vijfde afdeling:
J.C.J. Verheugt te Mierlo, 1924-1950
J.M. Boerenkamp te Someren, 1951-197?

Zesde afdeling:
J.C. van Beek te Deurne, 1924-1939
E.H. Swinkels te Deurne, 1939-1943
J. Bellemakers te Bakel, 1943-1947
G.J.M. van de Wildenberg te Bakel, 1947-1950
P.J. Slits te Bakel, 1950-1970

Zevende afdeling:
W.J.M. Wijnen te Asten, 1924-1944
?
Th. Aarts te Deurne, 1947-1954
W.J. Goldstein-Brouwers te Asten, 1955-1960
Noten:
1. Archief waterschap de Aa, voorlopige inventarisnummers 1 en 8
2. BHIC, Archief van de Duitse Orde Gemert, regesten, 1191-1499, toegangsnummer 272R, regestnr. 12.
3. Historische gegevens over de rivier de Aa en het ontstaan van het waterschap De Aa. Uitgave: afdeling Voorlichting Waterschap De Aa, 1993 (derde druk).
4. Archief waterschap de Aa 1922-1955, voorlopige inventarisnummers 310-311.
5. Archief waterschap de Aa 156-1989, voorlopig nummer 93.
Verantwoording inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1922-1955
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Openbaarheid:
Deze toegang bevat een of meer stukken die tot 1 januari 2044 niet zonder meer openbaar zijn.
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.

Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.