en de Hertogswetering. Aan de zuidkant werd het gebied begrensd door de gemeenten Empel en
Meerwijk, Rosmalen en Nuland en het omvatte 2.631 hectaren. De gemeente ontstond in 1819
door samenvoeging van de drie voorheen zelfstandige dorpen met bijbehoren en omvatte behalve de drie dorpskernen eveneens de gehuchten Moleneind, ’t Wild, de Krommenhoek en een deel van Gewande.
De polder Laag Hemaal, waar het grondgebied van deze gemeente landinwaarts toe behoort, wordt door een vrij zware dijk van de Maas afgescheiden. De veel minder zware binnendijken dienen slechts om overtollige sneeuw en regenwater, dat van de bovenliggende polders komt, tegen te houden. Deze binnendijken waren niet in staat om de loop van de Beerse Maas, waarvoor de landerijen hier als overlaat dienen, te keren.
Daarvan getuigen de vele watersnoden die door deze regenrivier zijn veroorzaakt.
Rampjaren waren o.m. 1820, 1834, 1855, 1876, 1880, 1918, 1920, 1926.
Ook was de rivier vroeger hier en daar nogal bochtig hetgeen onvoordelig was voor de scheepvaart. In de jaren zeventig van de negentiende eeuw werd daarom de scherpe bocht afgedamd en werd een verbinding gegraven door de Piekenwaard, een uiterwaard bij Alem.
Tussen 1931 en 1942 werd aan deze Maasverbeteringswerken gewerkt.
De Maas werd in die jaren onder handen genomen op basis van een plan van ingenieur Lely. Tal van bochten werden afgesneden alsmede stuwen en sluizen geplaatst. Om dit omvangrijke project te realiseren werden in de beruchte crisisjaren tal van werklozen ingezet. Met zwaar handwerk verdienden zij een dun belegde boterham.
In 1935 was de afsnijding van de gehele Maasbocht om Alem voltooid waardoor deze dorpskern aan de Gelderse kant van de Maas kwam te liggen.
de Varkensverzekering, de Geitenfokvereniging, de Boerenleenbank en wat dies meer
zij. Op zich was dat niet zo’n probleem omdat de inwoners van de betrokken dorpen gratis van het veer gebruik mochten maken.
De verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben min of meer het einde betekend van de kerken en oude dorpskernen van Maren en Kessel. Die zijn na de oorlog immers niet herbouwd. Tijdens de periode van de Wederopbouw werd hier namelijk, net als in de Noordoostpolder en De Peel gebeurde, besloten een compleet nieuw “dorp in de polder” te stichten.
De keuze voor zo’n nieuw dorp had alles te maken met de de hiervoor geschetste wateroverlast, nl. sluiting van de Beersche Overlaat in 1942. Daardoor werd de regio definitief watervrij gemaakt. Het nieuwe dorp verrees op enige afstand van de Maasdijk, tussen de beide oude kernen in. In het centrum kwam een soort brink. De Lambertuskerk uit 1953 van architect De Reus is daar het meest opvallende element. Verder kwamen er de Antoniusschool, het café, de bakker, huizen en boerderijen.
Ook ’t Wild heeft ernstig onder de oorlogshandelingen tijdens de bevrijding geleden, maar dit gehucht is wel op nagenoeg dezelfde plek herbouwd.
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.