In Hedele; 4 kalendas marcii, tercio die post festum sancti Mathye.
Th(eodericus), heer van Altena, oorkondt, dat hij het land, dat de abdij heeft in zijn dorp ("villa") Hunen, ontslaat van alle lasten, tot zieleheil van hemzelf, zijn ouders en zijn vrouw Ymagina en van alle zielen, alsook van de plicht er gebouwen op te plaatsen en op het jaargeding te verschijnen, met behoud echter van zijn cijns van 4 Hollandse penning; met als getuigen o.a. heer Walter, abt van Berne, W., koster van het klooster en heer Th(eodericus) van Gore.
In Hedele; 4 kalendas marcii, tercio die post festum sancti Mathye.
Th(eodericus), heer van Altena, oorkondt, dat hij het land, dat de abdij heeft in zijn dorp ("villa") Hunen, ontslaat van alle lasten, tot zieleheil van hemzelf, zijn ouders en zijn vrouw Ymagina en van alle zielen, alsook van de plicht er gebouwen op te plaatsen en op het jaargeding te verschijnen, met behoud echter van zijn cijns van 4 Hollandse penning; met als getuigen o.a. heer Walter, abt van Berne, W., koster van het klooster en heer Th(eodericus) van Gore.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I. nr.36.
c. Gedrukte tekst in O.B. De Fremery, nr.64.
d. Gedrukte tekst in O.B. Camps, nr.149, met interpretatie van Hunen als Drunen (zie ook: Schutjes, III, blz.492). Nota. We dateren, zoals ook De Fremery en Camps, nog volgens de kerststijl.