In Nativitate S. Johannis Baptiste.
Johannes, heer van Huesdin, oorkondt, dat hij na raadpleging van heer Robbertus van Hesben, ridder, en zijn oom Theodericus van Husdin, ridder, aan abt en convent van Berna heeft toegestaan, dat zij hun waterafvoer, die binnen hun dijken onvoldoende was, in de Antigua Mosa (Oude Maas) te [mogen] leiden, onder de weg door ter plaatse van Masemonde, maar niet door hun land 't Sant; met de belofte, dat hij vanaf Masemonde tot het kasteel van Huesden de Oude Maas aan beide oevers zal schoonhouden en op diepte houden en hierover ter controle zeven heemraden zal aanstellen.
In Nativitate S. Johannis Baptiste.
Johannes, heer van Huesdin, oorkondt, dat hij na raadpleging van heer Robbertus van Hesben, ridder, en zijn oom Theodericus van Husdin, ridder, aan abt en convent van Berna heeft toegestaan, dat zij hun waterafvoer, die binnen hun dijken onvoldoende was, in de Antigua Mosa (Oude Maas) te [mogen] leiden, onder de weg door ter plaatse van Masemonde, maar niet door hun land 't Sant; met de belofte, dat hij vanaf Masemonde tot het kasteel van Huesden de Oude Maas aan beide oevers zal schoonhouden en op diepte houden en hierover ter controle zeven heemraden zal aanstellen.
b. Afschrift in Bullarium Roovers (ca. 1630), blz.79.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.46.
d. Gedrukte tekst in O.B. De Fremery, nr. 174, waar het regest spreekt van: watergangen in zijn land, waarmee toch beslist bedoeld is: in haar land (van de abdij).