Feria tertia post octavas Pasche.
Gerardus, abt van het klooster B. Marie in Berne, en het convent oorkonden, dat zij erkennen, dat de advocatie of bescherming over het klooster en alle bezit, zoals wijlen Henricus (III, 1248-1261), hertog van Brabant, deze voor zich en zijn opvolgers had ontvangen van keizer Fridericus (II, 1212-1250) van het Roomse Rijk, (confer regest nr.30), en van diens opvolger Wilhelmus (II), graaf van Hollandia, (Rooms Koning 1248-1256), thans in handen is van Johannes (II), hertog van Lotharingia, Brabantia en Limburgia.
Feria tertia post octavas Pasche.
Gerardus, abt van het klooster B. Marie in Berne, en het convent oorkonden, dat zij erkennen, dat de advocatie of bescherming over het klooster en alle bezit, zoals wijlen Henricus (III, 1248-1261), hertog van Brabant, deze voor zich en zijn opvolgers had ontvangen van keizer Fridericus (II, 1212-1250) van het Roomse Rijk, (confer regest nr.30), en van diens opvolger Wilhelmus (II), graaf van Hollandia, (Rooms Koning 1248-1256), thans in handen is van Johannes (II), hertog van Lotharingia, Brabantia en Limburgia.