skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Archieven

272 Commanderij Duitse Orde in Gemert, 1249 - 1795

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht i
Het archief
Verantwoording van de inventarisatie i
272 Commanderij Duitse Orde in Gemert, 1249 - 1795
Inleiding
Verantwoording van de inventarisatie

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
Het bestand, dat hier betiteld is als het Archief van de Kommanderij van de Duitse Orde in Gemert, valt eigenlijk grosso modo in twee delen uiteen:

a. Het archief, gevormd door de kommandeur van Gemert als heer van Gemert en als bestuurder van de kommanderij. Toen in de loop van de 15e eeuw, mogelijk als gevolg van centralisatie binnen de Orde, de landkommandeur van Oudenbiezen steeds meer ging optreden als heer van Gemert, fungeerde de kommandeur van Gemert enerzijds als zijn plaatsvervanger als heer van Gemert, anderzijds als beheerder van de kommanderij Gemert en bijbehorende goederen.
b. Het archief, gevormd door de landkommandeur van de balije Oudenbiezen als heer van Gemert. Behalve de feitelijke bestuursmacht, had de landkommandeur van Oudenbiezen ex titulo de supervisie over de kommanderij.

Zoals reeds werd opgemerkt, trad vanaf het begin van de 15e eeuw de landkommandeur van Oudenbiezen op als heer van Gemert. Aanvankelijk bleef het archief, dat toen door de landkommandeur gevormd werd als heer van Gemert, bewaard bij het archief van de kommanderij Gemert. De landkommandeur trad eenvoudigweg als heer van Gemert in de plaats van de kommandeur van Gemert. Men ziet hen naast elkaar en onafhankelijk van elkaar optreden.
Later, exact wanneer valt niet te zeggen maar in ieder geval in de 18e eeuw, is het bestuur over de heerlijkheid Gemert geheel vanuit Maastricht gevoerd. De stukken, toen ontstaan door het optreden van de landkommandeur van Oudenbiezen als heer van Gemert, werden vanaf dat moment bewaard bij de rest van het archief van de landkommanderij Oudenbiezen; ze waren er administratief mee verenigd. Hoe deze administratieve scheiding heeft plaats gehad, is ons niet gebleken. Daarbij mag worden aangevoerd, dat het Gemertse archief veel te lijden heeft gehad in de jaren na 1648 tijdens het proces over de soevereiniteit en de Staatse bezetting van Gemert. Was er een oorspronkelijke orde in het archief, dan is deze toen veel geschonden. De chaos werd nog groter, toen in 1794 de stukken die zich op de kommanderij Gemert bevonden werden verenigd met de rest van het archief van de landkommanderij Oudenbiezen en vervolgens, ná verschillende verhuizingen, in 1953 bij de ruil op basis van een territorialiteitsbeginsel de stukken met betrekking tot Gemert en Vught aan het Rijksarchief in Noord-Brabant werden overgedragen. Het verband met het moeder-archief - dat van de landkommanderij Oudenbiezen - is daardoor toch wel zeer geschaad. Grosso modo kan gesteld worden, dat praktisch alle 18e eeuwse stukken tot de onder b genoemde categorie behoren. Om praktische redenen hebben wij daarom besloten dit bestand als één archief te beschouwen, in het besef overigens dat dit zuiver archieftechnisch niet juist is. Gelijk betoogd, bleek een scheiding aanbrengen ondoenlijk. Wel zijn overigens in afdeling IX en X de stukken ondergebracht, die niet in verband stonden met de uitoefening van rechten en bevoegdheden van de Duitse Orde te Gemert.
Kon een oude orde gereconstrueerd worden? Door de eerder gememoreerde lotgevallen van het archief, waren orde en structuur geheel verdwenen. Hulpmiddelen voor reconstructie van die oude orde van het gehele archief, als oude inventarissen, ontbraken. Aangenomen kan worden, dat het archief van de kommanderij Gemert zijn structuren moet hebben verkregen overeenkomstig de bestuurlijke taken van de Duitse Orde aldaar. Wat betreft het middeleeuwse gedeelte, lieten bepaalde groepen charters zich gemakkelijk afsplitsen, zoals bijv. de stukken betreffende de verwerving en het bestuur van de heerlijkheid Gemert. Bij de ordening van de stukken betreffende het goederenbeheer waren de problemen groter. Hier voelde men het gemis van bakens voor de middeleeuwse goederenadministratie als cartularia en goederenregisters. De oude orde liet zich eigenlijk hier niet terugvinden. Ook de dorsale aantekeningen, die in veelvoud op de charters voorkomen, boden geen steun voor de reconstructie van een oude orde. Deze dorsale aantekeningen lieten zich in vier soorten of groepen onderscheiden resp. indelen.

1e) Eigentijdse aantekeningen, in de regel geschreven door dezelfde hand als die de akte schreef. Met enkele woorden werd in deze notities de inhoud van de akte weergegeven. Deze aantekeningen zijn overigens bij de restanten weggelaten, daar zij voor de kennis van de inhoud van de akte geen nieuws bevatten.

2e) Aantekeningen, gemaakt op een later tijdstip dan het moment van uitvaardiging van de oorkonde of expediëring van de akte door een andere hand geschreven. Deze notities bevatten soms de naam van de ontvanger van de akte, dan weer een plaatsnaam of de naam van het verpachte goed, soms ook persoonsnaam en plaatsnaam. Veelal zijn deze aantekeningen een nadere explicatie of mededeling over bijvoorbeeld de ligging van het goed en de pachter(s). Het zijn nu juist deze aantekeningen, die een registratie der charters eertijds doen veronderstellen.
De hier vermelde dorsale aantekeningen zijn wel bij het regest opgenomen voorzover de notities een aanvulling of toelichting op de tekst zijn.

3e) Letters en/of cijfers, corresponderend met de nummers in de inventarissen van de stukken, die door de advocaten bij het proces tegen de Republiek zijn overgelegd. Bij verifiëring van deze notities bleek er toch geen stringente samenhang te bestaan tussen voornoemde letters en cijfers, behalve in de hierna te vermelden gevallen.

4e) Aantekeningen, aangebracht door een laat 18e eeuwse of vroeg 19e eeuwse hand. Deze aantekeningen zijn of in het Latijn of in het Duits gesteld. Het zijn veelal regesten, maar dan weer uitermate beknopte inhoudsopgaven van de akten. Onder deze notities treft men, in dezelfde hand, een nummer aan.

Deze aantekeningen leken op registratie, mogelijk zelfs op inventarisatie, te wijzen en een nadere bestudering hiervan verdiende dan ook de voorkeur. De nummers werden op de fiches onder de beschrijving van het stuk genoteerd, met daarbij de vermelding of de aantekening in het Latijn, dan wel het Duits was gesteld. Het resultaat was, zeker gezien de eraan gespendeerde tijd en moeite, teleurstellend. Wel bleek er enige samenhang tussen nummers en stukken te bestaan - zo bleken een aantal stukken betreffende de tienden en het rectoraat van de kerk van Nistelrode het nummer 81 (ro. en vo.) te hebben -, maar charters, die inhoudelijk duidelijk bijeen horen, bleken daarentegen ver uiteenliggende nummers te hebben. Kortom, de nummering wijst niet op inventarisatie, maar veeleer op aantekening en/of transcribering in een kopie-register (Kopialbuch), zoals er zich thans nog één in dit archief bevindt (inv. nr 2) en waarin evenmin een (volg-)orde is te onderscheiden. De aantekeningen zouden kunnen samenhangen met het transport, dat omstreeks 1794 moet hebben plaatsgevonden, en kunnen o.i. wel nuttig zijn om na te gaan welke charters bij de nadering van de Franse legers werden meegenomen.
Ook op de 16e en 17e eeuwse stukken komen eigentijdse, dorsale aantekeningen voor. Over het algemeen kan daaruit thans niet worden afgeleid hoe destijds het archief werd beheerd. Er zijn echter ook dorsale aantekeningen uit de 17e eeuw die iets meer houvast bieden. Zij hebben een funktie gehad in diverse processen die in het midden van de 17e eeuw gevoerd werden, waarvan het proces over de soevereiniteit van Gemert tussen de Duitse Orde en de Republiek het belangrijkste is geweest. Men zou ermee de in die processen ontstane en/of overgelegde (proces)dossiers kunnen herstellen. Maar praktisch alle inventarissen van overgelegde stukken ontbreken, zodat dit veelal onmogelijk is. Slechts enkele inventarissen zijn bewaard gebleven. De op de buitenkant van diverse stukken staande letters en cijfers bleken te corresponderen met die in deze inventarissen. Zo gelukte het in sommige gevallen - zij zijn in deze inventaris ter plaatse aangegeven - delen van (proces)dossiers, zoals die werkelijk bestaan hebben, weer samen te stellen.

Verder zijn er nog twee inventarissen:
A. van stukken die door de advocaat Verheijen aan de landkommandeur van Oudenbiezen werden overgelegd;
B. van stukken die door de advocaat De Bije werden "overgegeven om te inventariseren".
Het is niet bekend aan wie dat is gebeurd. Hoogstwaarschijnlijk zijn de stukken, in beide inventarissen genoemd, samen in één keer aan de landkommandeur van Oudenbiezen overgegeven. De beide inventarissen zijn immers in één stuk opgenomen en met dezelfde hand geschreven. Het grootste deel van al die stukken is door de advokaten gebruikt in het proces van de Duitse Orde tegen de Staten-Generaal over de soevereiniteit van Gemert. Er zijn ook stukken, die, gezien de inhoud, vermoedelijk in andere processen zijn gebruikt. Te denken valt hierbij aan een proces tussen Godfried Huijn van Amstenraede, graaf van Geleen, landkommandeur van Oudenbiezen, en Caspar Ulrich baron van Hoensbroek, kommandeur van Gemert. Ook hier gelukte het op de wijze, hiervoor omschreven, vele in deze inventarissen vermelde stukken op te sporen en de dossiers, zoals ze door Verheijen en De Bije zijn overgedragen, weer gedeeltelijk samen te stellen. Het is eveneens in deze inventaris aangegeven. In het 16e en 17e eeuwse gedeelte was dit de enige oude orde die gevonden kon worden.

De 18e eeuwse archiefstukken zijn meest in de balijesecretarie te Maastricht ontstaan. Op vele stukken uit die tijd, maar ook op de 16e en 17e eeuwse stukken, staan dorsale aantekeningen, die erop duiden dat er in die secretarie een bepaald systeem van archiefbeheer moet zijn geweest. Hoe dat systeem geweest is, valt niet na te gaan. De in het archief ontstane wanorde is te groot om de oude orde te herstellen. Zo blijkt dus dat van het gehele archief nagenoeg geen oude ordening kon worden hersteld. De ordening van de onderhavige archiefbescheiden en de indeling van de inventaris zijn derhalve naar eigen inzicht geschied.
De bestuurlijke taken, uitgeoefende funkties en bezeten rechten van de Duitse Orde treden in hun schriftelijke neerslag in dit archief toch voldoende naar voren om dienovereenkomstig een indeling aan te brengen. Alhoewel de Duitse Orde een geestelijke instelling was, is het toch haar wereldlijk gezag over Gemert geweest, die het belangrijkst was. Dat komt dan ook in de indeling naar voren. De eerste afdeling handelt over de rechten en bevoegdheden van de heer van Gemert met rubrieken over de verwerving van die rechten, het beheer van de gemene grond en leenzaken. Dan komen de verhoudingen tot de geestelijke overheid en wereldlijke gezagsdragers aan de orde, met name de Staten-Generaal. In deze afdeling zijn dan ook de stukken betreffende het proces tussen de Republiek en de Duitse Orde over de soevereiniteit van Gemert opgenomen. De daaropvolgende afdeling bevat stukken speciaal over de kommanderij Gemert in engere zin. Afdeling V heeft betrekking op het bestuur over de heerlijkheid Gemert. Hierin zijn zowel onderafdelingen opgenomen, die het handelen van de Duitse Orde als overheid raken (b.v. verordeningen, belastingen), als rubrieken die betrekking hebben op het beheer van de goederen en de financiën van de Duitse Orde te Gemert. Ook treft men er een rubriek aan met stukken inzake de Latijnse school. De rubriek is hier geplaatst, omdat de Latijnse school te Gemert werd opgericht door de landkommandeur van Oudenbiezen als heer van Gemert; het is de schriftelijke neerslag van het handelen van de landkommandeur in deze, niet het archief van de Latijnse school zelf. Daarna volgen de afdelingen m.b.t. de uitoefening van patronaatsrechten en de vergeving van beneficiën door de heer van Gemert. De overige afdelingen bevatten stukken, die niet tot het archief van de kommanderij Gemert behoren.
De inventaris wordt afgesloten met een lijst van regesten van 448 oorkonden, die zich hetzij in origineel, hetzij in afschrift in dit archief bevinden, daterend van vóór 1500. Het leek ons daarbij van belang de enkele stukken betreffende de patronaatsrechten van de kerk en kapel te Geldrop (Afd. VIII) eveneens in de regestenlijst op te nemen, daar het hier uitoefening van rechten van de Duitse Orde betreft. De oorkonden van voor 1500 uit de gedeponeerde kerkelijke archieven zijn niet in regest gebracht, aangezien het hier stukken betreft uit op zich zelf staande archieven,waarvan toevallig (het) restant(en) bij het archief van de kommanderij Gemert terecht gekomen zijn. Apart zijn bij de regesten, vóór de vermelding van de handschriftelijke overlevering, de namen gegeven van de in de oorkonde genoemde getuigen en/of schepenen. Ten aanzien van de formulering van het regest moet verder nog worden opgemerkt, dat de titulatuur van de landkommandeurs en de kommandeurs van Gemert is ingekort en genormaliseerd. Dit is ook geschied bij de benamingen van de Duitse Orde.

Voor de datering der akten heeft de Duitse Orde de Kerststijl gebruikt. *  Te Luik was sedert eind 1333 ook de Kerststijl gangbaar. Op grond van deze beide factoren is voor datering volgens de Kerststijl gekozen. De oudste schepenprotocollen van Gemert, lopend van 1473 - 1485, *  tonen in ieder geval aan, dat op het eind van de 15e eeuw de in de Meijerij gangbare Paasstijl in Gemert niet werd toegepast. Bij oorkonden, buiten Gemert opgemaakt of anderszins niet door leden van de Duitse Orde uitgevaardigd, is steeds bij twijfel aangegeven volgens welke stijl werd gedateerd.
Ook de inventarisatie van het archief van de kommanderij Gemert heeft haar geschiedenis. In 1971 maakte eerstondergetekende, nog gedeeltelijk als stageopdracht, er een aanvang mee. Een voorlopige inventaris van het deel van het archief van vóór 1438 kon mede als werkstuk dienen voor het archiefexamen. Nadien voortgegaan met de inventarisatie, kon hij, in 1974 naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag overgeplaatst, nog slechts afrondende werkzaamheden verrichten, terwijl toch een opmerkelijk deel van het bestand moest worden beschreven. Deze beschrijving werd toen in eerste aanleg aangevat door Thilde Bruning, thans mevr. Van der Heijden-Bruning. Zij verkoos echter in het najaar van 1974 het Streekarchivariaat van Noord-Kempenland, haar geboortestreek, boven het Rijksarchief in Noord-Brabant. Haar werk werd daarna overgenomen door laatst ondergetekende. Eveneens als werkstuk voor het archiefexamen kon een voorlopige inventaris van het 17e eeuwse deel van het archief gereed komen. Het restant is in samenwerking tussen de beide bewerkers, maar toch in hoofdzaak door mr. W.M. Lindemann geïnventariseerd. De uiteindelijke afwerking, in de zomer van 1976, is in nauwe samenwerking tussen beide bewerkers geschied, die zich dan ook beiden evenzeer verantwoordelijk achten voor deze publikatie.
Tot slot een woord van dank, in de eerste plaats aan mevr. M. van der Heijden-Bruning. In de korte tijd, dat zij aan de inventarisatie van dit archief heeft meegewerkt, heeft zij een aantal portefeuilles met stukken kunnen beschrijven; tevens hebben wij van een door haar ontwikkeld inzicht destijds in de ordening van dit archief dankbaar gebruik kunnen maken. Voorts heeft de heer G. Toonen goede diensten bewezen met de indicering van de op fiches beschreven regesten al tijdens de inventarisatie. De index van persoons- en plaatsnamen is hoofdzakelijk door hem samengesteld. Wij hebben hem gaarne de eer gegund de index op deze inventaris op zijn naam uit te brengen, in dank voor zijn nijvere arbeid. Voor de typografische verzorging van deze uitgave zijn wijde heren M. Clermonts en R. van Willigen erkentelijk.

H.M. Brokken en W.M. Lindemann, 1977
Erfgoedstuk
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen
Regesten
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1249 - 1795
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch