a. Het archief, gevormd door de kommandeur van Gemert als heer van Gemert en als bestuurder van de kommanderij. Toen in de loop van de 15e eeuw, mogelijk als gevolg van centralisatie binnen de Orde, de landkommandeur van Oudenbiezen steeds meer ging optreden als heer van Gemert, fungeerde de kommandeur van Gemert enerzijds als zijn plaatsvervanger als heer van Gemert, anderzijds als beheerder van de kommanderij Gemert en bijbehorende goederen.
b. Het archief, gevormd door de landkommandeur van de balije Oudenbiezen als heer van Gemert. Behalve de feitelijke bestuursmacht, had de landkommandeur van Oudenbiezen ex titulo de supervisie over de kommanderij.
Zoals reeds werd opgemerkt, trad vanaf het begin van de 15e eeuw de landkommandeur van Oudenbiezen op als heer van Gemert. Aanvankelijk bleef het archief, dat toen door de landkommandeur gevormd werd als heer van Gemert, bewaard bij het archief van de kommanderij Gemert. De landkommandeur trad eenvoudigweg als heer van Gemert in de plaats van de kommandeur van Gemert. Men ziet hen naast elkaar en onafhankelijk van elkaar optreden.
1e) Eigentijdse aantekeningen, in de regel geschreven door dezelfde hand als die de akte schreef. Met enkele woorden werd in deze notities de inhoud van de akte weergegeven. Deze aantekeningen zijn overigens bij de restanten weggelaten, daar zij voor de kennis van de inhoud van de akte geen nieuws bevatten.
2e) Aantekeningen, gemaakt op een later tijdstip dan het moment van uitvaardiging van de oorkonde of expediëring van de akte door een andere hand geschreven. Deze notities bevatten soms de naam van de ontvanger van de akte, dan weer een plaatsnaam of de naam van het verpachte goed, soms ook persoonsnaam en plaatsnaam. Veelal zijn deze aantekeningen een nadere explicatie of mededeling over bijvoorbeeld de ligging van het goed en de pachter(s). Het zijn nu juist deze aantekeningen, die een registratie der charters eertijds doen veronderstellen.
3e) Letters en/of cijfers, corresponderend met de nummers in de inventarissen van de stukken, die door de advocaten bij het proces tegen de Republiek zijn overgelegd. Bij verifiëring van deze notities bleek er toch geen stringente samenhang te bestaan tussen voornoemde letters en cijfers, behalve in de hierna te vermelden gevallen.
4e) Aantekeningen, aangebracht door een laat 18e eeuwse of vroeg 19e eeuwse hand. Deze aantekeningen zijn of in het Latijn of in het Duits gesteld. Het zijn veelal regesten, maar dan weer uitermate beknopte inhoudsopgaven van de akten. Onder deze notities treft men, in dezelfde hand, een nummer aan.
Deze aantekeningen leken op registratie, mogelijk zelfs op inventarisatie, te wijzen en een nadere bestudering hiervan verdiende dan ook de voorkeur. De nummers werden op de fiches onder de beschrijving van het stuk genoteerd, met daarbij de vermelding of de aantekening in het Latijn, dan wel het Duits was gesteld. Het resultaat was, zeker gezien de eraan gespendeerde tijd en moeite, teleurstellend. Wel bleek er enige samenhang tussen nummers en stukken te bestaan - zo bleken een aantal stukken betreffende de tienden en het rectoraat van de kerk van Nistelrode het nummer 81 (ro. en vo.) te hebben -, maar charters, die inhoudelijk duidelijk bijeen horen, bleken daarentegen ver uiteenliggende nummers te hebben. Kortom, de nummering wijst niet op inventarisatie, maar veeleer op aantekening en/of transcribering in een kopie-register (Kopialbuch), zoals er zich thans nog één in dit archief bevindt (inv. nr 2) en waarin evenmin een (volg-)orde is te onderscheiden. De aantekeningen zouden kunnen samenhangen met het transport, dat omstreeks 1794 moet hebben plaatsgevonden, en kunnen o.i. wel nuttig zijn om na te gaan welke charters bij de nadering van de Franse legers werden meegenomen.
Verder zijn er nog twee inventarissen:
A. van stukken die door de advocaat Verheijen aan de landkommandeur van Oudenbiezen werden overgelegd;
B. van stukken die door de advocaat De Bije werden "overgegeven om te inventariseren".
De 18e eeuwse archiefstukken zijn meest in de balijesecretarie te Maastricht ontstaan. Op vele stukken uit die tijd, maar ook op de 16e en 17e eeuwse stukken, staan dorsale aantekeningen, die erop duiden dat er in die secretarie een bepaald systeem van archiefbeheer moet zijn geweest. Hoe dat systeem geweest is, valt niet na te gaan. De in het archief ontstane wanorde is te groot om de oude orde te herstellen. Zo blijkt dus dat van het gehele archief nagenoeg geen oude ordening kon worden hersteld. De ordening van de onderhavige archiefbescheiden en de indeling van de inventaris zijn derhalve naar eigen inzicht geschied.
Voor de datering der akten heeft de Duitse Orde de Kerststijl gebruikt. * Te Luik was sedert eind 1333 ook de Kerststijl gangbaar. Op grond van deze beide factoren is voor datering volgens de Kerststijl gekozen. De oudste schepenprotocollen van Gemert, lopend van 1473 - 1485, * tonen in ieder geval aan, dat op het eind van de 15e eeuw de in de Meijerij gangbare Paasstijl in Gemert niet werd toegepast. Bij oorkonden, buiten Gemert opgemaakt of anderszins niet door leden van de Duitse Orde uitgevaardigd, is steeds bij twijfel aangegeven volgens welke stijl werd gedateerd.
H.M. Brokken en W.M. Lindemann, 1977