probleem dat zij genoodzaakt is een aanzienlijke strijdmacht in Nederlands-Indië gestationeerd
te houden, teneinde aldaar orde en vrede te herstellen, waardoor het aan mankracht ontbreekt om de territoriale verdediging op een in deze tijd van `koude oorlog' aanvaardbaar niveau te brengen. Tezelfdertijd overwegen in Nederland verschillende groepen, verontrust door de ontwikkelingen rond de zich steeds sterker manifesterende communistische expansie, initiatieven tot daadwerkelijke steun aan de wettige regering. Personen voortgekomen uit de Bijzondere
Vrijwillige Landstorm en de voormalige paramilitaire verzetsorganisaties pleegen onderling
overleg, waarbij ook vertegenwoordigers van de voornaamste politieke partijen waren betrokken.
De gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije in 1948 waren voor ruim 15.000 studenten
aanleiding uitdrukking te geven aan hun verwachting, dat de Nederlandse regering een beroep
op hen zou doen.
Het is het hoofd van de sectie G3B van de Generale Staf die zich op 8 maart 1948 terzake met
een nota tot zijn chef richt, waarin hij voorstelt `vrijwillige studentencorpsen' als onderdelen
van de KL op te richten. Tezijnertijd zouden deze deel uit gaan maken van de op te richten
`Nationale Garde'. Een naam die later zal veranderen in `Nationale Reserve'. De Chef
Generale Staf neemt deze voorstellen in beginsel over en de organisatie wordt ter hand
genomen. Op 5 oktober 1948 verschijnt dan het Staatsblad I 438 (KB) waarin in art. 2 `als
onderdeel van de Koninklijke Landmacht wordt opgericht de Nationale Reserve, waarvan de organisatie door de Minister wordt vastgesteld.' Dit alles, aldus art. 11 van datzelfde besluit
met ingang van 15 april 1948.
Het overleg van hen die steun aan de regering wilden geven in dat moeilijke jaar 1948 mondde uit in het `Nationaal Instituut Steun Wettig Gezag', kortweg bekend onder de afkorting SWG. In het bijzonder was dit instituut tot stand gekomen door samenwerking van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, Volksweerbaarheid, de v.m. Binnenlandse Strijdkrachten, Nationale Bijstand, Organisatie Nationale Hulp en de Vereniging van Vrijwillig Politiepersoneel. De doelstelling luidde:
`te bevorderen tot - en steun te verlenen aan - de door de Regering, ter handhaving van de
openbare orde en veiligheid, te vormen organen van vrijwilligers, en heeft tot taak de Regering
te adviseren omtrent de opbouw en functionering van deze organen; ook met betrekking
tot de maatschappelijke en sociale belangen van de vrijwilligers. De kosten van de werkzaamheden van het Instituut, dat zowel landelijk als provinciaal en plaatselijk optreedt, worden bestreden uit een subsidie van de Regering, alsmede door giften en bijdragen van derden.
De provinciale en plaatselijke commissies worden ingesteld door het hoofdbestuur, dat tevens
coördinerend en toezichthoudend zal optreden. De adressen van de provinciale commissies
zijn op de provinciale griffie's bekend, en kunnen voorts bij het Algemeen Secretariaat van
het Instituut worden opgevraagd'.
Het instituut strekte zijn belangstelling en werkzaamheden uit over de navolgende vrijwillige
diensten:
- Nationale Reserve;
- Reserve-grensbewaking, later genoemd reserve-Marechaussee (in 1953 in de Nationale
reserve opgegaan);
- Korps Luchtwachtdienst;
- Reserve Rijks- en Gemeentepolitie.
Het instituut hield zich in het bijzonder met de werving bezig. In Uden werden bijvoorbeeld contactavonden georganiseerd.