Archieven

Jacobus van Els, landbouwer, Beugen, eiser; Antoon Verbeten, landbouwer, Haps, gedaagde; betreft 133 mud en 4 schepels aardappelen door gedaagde op 8 februari gekocht voor f 145,--. Partijen komen niet overeen.

Franciscus Johannes Kerstens, medicine dokter, Boxmeer, eiser; Willem van den Heuvel, broodbakker, Boxmeer, gedaagde. Gedaagde heeft van eiser, voor drie jaren, gepacht de korenwindmolen te Boxmeer voor f 850,-- en om na verloop van de pacht, op 01.11.1836, de slijtage van het lopende werk ad f 9,-- te zullen voldoen. Met toestemming van de eiser, heeft gedaagde de pacht voor het laatste jaar overgedaan aan molenaar Bartels. De achterstallige pacht bedraagt thans f 472,-- inclusief genoemde f 9,--. Gedaagde weigert te betalen. De zaak wordt doorverwezen naar de competente rechter.

Petrus Marianus Peters, rentenier, Sambeek, laat dagvaarden Emerentia Vernooy, weduwe van Antonius Massa, rentenierse te Sambeek. Betreft een boom die tegen de scheidingsmuur is geplant. Eiser wil dat de boom gekapt wordt. Johannes Babtist van Dijk, timmerman te Mill verklaart als gevolmachtigde van gedaagde, dat haar man 9 jaar geleden met goedvinden van de eiser, deze boom had mogen planten. Partijen worden doorverwezen.

Hendrik Aerts, particulier, Groeningen, als gevolmachtigde van zijn vader Gerard Arts, grondeigenaar te Swolgen gemeente Meerlo (Limburg), eiser; Nicolaas Koppes, molenaar, Groeningen, geassisteerd door mr. Lodewijk Verheijen, advocaat te Boxmeer, gedaagde. Eiser wil dat gedaagde: 1. binnen 10 dagen na vonnis de windmolen met de aanhorigheden door hem bezeten en gebruikt, staande te Groeningen, moet ruimen, verlaten en ter beschikking stellen en deze in behoorlijke staat moet overgeven. De molen staat bekend onder de naam "Groeningsche molen". 2. aan eiser moet betalen het restant van de pacht, zijnde f 306,57 over de jaren 1834 en 1835. De eiser is eigenaar van de molen en heeft deze aan gedaagde verpacht. De pacht moet worden voldaan aan Petrus Voss, schoolonderwijzer te Vierlingsbeek, volgens akte gepasseerd op 14.03.1829 voor notaris Rink te Vierlingsbeek. Volgens eiser wordt de molen niet goed onderhouden. Gedaagde zegt dat het onnodig was de vrederechter in te schakelen. Hij wil de molen op 30.04.1835 verlaten en de achterstallige huur betalen als de eiser bereid is aan hem de kosten te vergoeden die hij heeft moeten maken aan reparaties en vernieuwing, nadat in de zomer van 1832 de bliksem in de molen was ingeslagen, alsmede de schade die hij heeft ondervonden door het stilstaan ervan. Partijen komen niet overeen.