Wij Andries Ansems ende Willems Andries schepenen in Vessem tuijgen onder onse segelen dat voir ons comen is Delis Claus, eest [lees: heeft] geloeft ter cause van drie hondert gulden Heer Adriaen van den Dijck alle jaer op Lichtmis dach aechthien gulden, ende betaelende binnen de des weken naeden verschijndach sal aende aechtien gulden corten drie gulden, hier voir stellende tot onderpanden huijs hooft ende erffenissen daer aen gelegen inden prochien van Vessem, deen sijde daert aff is gedeijlt met Merten Aert Bersmans, dander sijde aen erve Dirick Peters, deen eynde aen erve Michiel van Boemel, dander eynde aende gemeijnte, waeraff den yersten pacht sal verschijnen Lichtmis toecomende – Geloevende die voorschreven Delis op synen persoen ende goederen nu hebbende ende vercrijgende, de voirschreven rente inde londerpanden te weren ende daer voir goet ende welduegende te naken. Gegegeven int jaer ons Heeren sesthienhondert ende tweeentwintich den negentiensten dach in september ende was besegelt met twee uijthangende segelen in groenen wassche in dobbelen sterte van parckement.
Gecollationeert jegens den principaele is dese copie daer mede bevonden t’accorderen – quod attestor loco secretarij G.L. van Ghestel [1652]
Alsoo heer ende meester Cornelis van den Dijck priester en canonick van Sint Peters kercke binnen der vrijheijt van Hilvarenbeecke bij sijnen beslooten testamente geopent gepubliceert ende bij sijne executeuren ende erfffgenaemen geratificeert ende geapprobeert den naestlesten october vijfftijenhondert ende negenentnegentih ende bijden notaris Rutger Naegelmaecker behoorlijcke gesubsigneert ende onderteeckent heeft begeert vuijt de selve penningen dije Joncker Goijart Absalons hem schuldich was gecocht te worden eene rente van een burse te fonderen ende te gebruijcken ende besitten soo tot ‘sHrtogenbossche als tot Loven door sijns testateurs naesten ende meesten bequaemsten, tsij neve oft maechschappe ende dat den bursier de vruchten ende proffijten vande selve burse soude moghen genieten acht continuele jaren ende nijet langer begerende oijck de voorschreven burse gegeven te worden [230] door sijns testateurs naesten neve, ende pastoir van Oirschoth ter tijt het officie des pastoirs exercerende, ende offteth gebeurde [daer Godt voor behoden wille] datter egeenen bequaemen vuyt syns testateurs neven ofte maechschap en worden bevonden, dat in dyen gevalle de selve burse gegeven soude worden eenen anderen scholier van Oirschoth van goeden hoope ende natuere – Begerende tot dijn noch dat den geenen dije de selve burse soude gegeven worden ten mintsten bequaem soude moeten weesen om geadmitteert te worden tot de sevenste schoole tot ‘sHertogenbossche wesende alsnu bij de Paters Jesuiten de derde schoole allet naer breederen inhouden vanden voorschreven testamente, sijne vuijten voorschreven penn: totte voornoempde burse beleecht de somme de somme van thijenhondert gulden capitaels, tot vijftich gulden jaerlijcx ten interesse – Ende also Heer Adriaen van den Dijck priester ende pastoir tot Vessem ende eertyts geweest pastoir tot Blaedel, broedere vanden voornoempden Heer Cornelis van den Dijck