Archieven

431 Jasper Elias, borgemeester te Schijndel; Lenaert Adriaen Jacobs (60); Jan Claessen van Dinter (38); Jan Huijberts, timmerman (33), parochie Gemonde jurisdictie Schijndel en Jan Daem Peters (45), ook uit Gemonde (onder SMG) met een verklaring t.b.v. Adam Damen nl., dat zij op 19-2-1658 hebben gezien een wilde zwaan op de heide bekend als “die luesige heijde of cuijlenheijken” tussen Gestel en Schijndel, welke vogel aan een vleugel was verlamd of verwond, zodat nij iedere keer als hij door de mensen of honden werd opgejaagd of nagelopen “qualijck eenen scheut weeghs conde voortvliegen” en ook hebben ze gezien, dat deze vogel door de een en de ander werd opgejaagd en steeds een stukje voortvloog en voort vleugelde, maar ze hebben niemand in de nabijheid gezien, maar de andere dag, zijnde laatste biddag, horen zeggen dat bovengenoemde requiranten de vogel hadden gevangen; bovendien verklaren ze dat de requiranten de vogel nooit verborgen hebben gehouden, maar het aan iedereen bekend hebben gemaakt, niet wetende wat zij daarmee zouden doen—Jan Damen verklaart, dat hij op genoemde biddag ’s morgens is gekomen ten huize van Jan Claessen, waar genoemde vogel gevangen zat en dat de requiranten hem de vogel lieten zien, dat ook Anthonis Jan Uijden een der requiranten tegen Jan Damen zei: “Ick wilde wel dat gij aen u broeder Willem Damen (denoterende den stadhouder van Gestel) eens seijde, dat wij hier sulcken vogel hebben gevangen ende hem eens vraechde war wij daer beter mede doen sullen off wij die beter aen jonker Pieck scenken ofte aen den officier”, wat Jan Damen ook aangenomen heeft te doen en heeft dat aan de stadhouder van Gestel gezegd en gevraagd, war hij daar mee zou doen, die daarop antwoordde, dat hij niet wist, wat ze er beter mee konden doen. Getuigen: Gerit Janssen van der Loo en Handrick Aertss Cuijper.

427 Handrick Handrickx, H. Geestmeester te Gemonde en Handrick Wouters, borgemeester van de hertgang Bersselaer heeft in faveur van justitie getuigd en verklaard, dat Margriet de weduwe van Jan Zegers, woonachtig te Gemonde onder de hertgang Bersselaer een schamele weduwe is van aalmoezen levende, belast met veel kleine kinderen en lange jaren ziek is geweest en die, mits de H. Geestmeesters en andere goede lieden haer niet zouden helpen, van honger en armoede zou sterven samen met haar kinderen; bovendien verklaren ze dat Aleken, de oudste dochter van Margriet, die tegenwoordig “in kinderbed is, voor dese lange jaeren is geweest uijt den cost ende broodt van hare moedere, ende haer eijgen profijt heeft gedaen, gelijck sij oock noch tegenwoordich haer eijgen profijt is doende.” De buren van Margriet zijn op de hoogte van de armoedige staat, waarin ze leeft. Getuigen: Willem Handrickx de Bever en Claes Janssen van den Heuvel.

426 Jan Janssen Spierincx, landmeter en schepen der heerlijkheid Sint Michielsgestel, Willem Paulssen (58) en Jan Handrickx Evers (34), beiden toolmannen met een verklaring t.b.v. Gijsbert Karsmans nl. dat Jan Janssen Spierincx als landmeter in 1657 de hoeve Ten Wiel onder Gemonde binnen de heerlijkheid Sint Michielsgestel toebehorend Sr. Karsmans en Jan Anthonis van den Huijsberch met de gezworen maten heeft gemeten en heeft aan beide heren gevraagd: “Wat wilde gij lieden nu gedaen hebben”, waarop de propriëtarissen als antwoord gaven: “Deijlde gij maer het lant, de rest sullen wij met malkanderen maecken.” Getuigen: Jan Eijmberts en Arien Paulssen.

425 Willem Handricx de Bever, parochie Gemonde onder Sint Michielsgestel heeft beloofd borg te zijn en te staan voor het provisorschap van het gasthuis van Deliana van der Stappen na het overlijden van Willem Huijberts van Thuijl in wiens plaats Handrick Bartholomeussen is gekozen.