Archieven

188 In de naam van de heer Amen. In het jaar 1691 op 21 februari verscheen voor mij Willem Mans als notaris Adriaen Matijssen van Lieshout en zijn vrouw Metjen Jan Martens, genoemde Metjen gezond van lijf en leden en Adriaen ziek in bed liggend, maar wel in het bezit van zijn verstand en geheugen. Ze overdenken de zekerheid van de dood en de onzekerheid van het tijdstip waarop en willen daarom over hun bezit beschikken. Ze bevelen hun ziel zodra ze zijn komen te overlijden aan bij de almachtige God en willen een christelijke begrafenis. Ze herroepen alle eerdere testamenten of codillen van voor deze datum gemaakt voor enig publiek persoon en willen dat alleen dit huidige testament wordt nagekomen. Ze vermaken al hun bezit dat ze nu hebben van welke aard dan ook aan de langstlevende van hen beiden wat betreft het vruchtgebruik en waarvan Leendert en Ariken als wettige kinderen van genoemde Metjen als testatrice verwekt door haar tweede man Teunis Cornelis Strick het erfrecht krijgen en ze benoemen deze Leendert en Ariken als hun universele erfgenamen. De testateurs verklaren dat dit hun testament is en willen het als zodanig hebben uitgevoerd, ook al zou het op sommige punten in strijd zijn met ander recht welke bepalingen ze daarmee uitsluiten. Opgemaakt in de heerlijkheid van St. Michielsgestel ten huize van de testateurs in aanwezigheid van de heer Franchois Winckelmans en Caspaer Peters van Gemert als getuigen. Getekend : Arien Tijsse van Lieshout, dit teken + van Metje Jan Martens, F. Winckelmans, Kaspar Peters van Gemert, mij present W. Mans notaris.

172 In de naam van de heer Amen. Vandaag 15 augustus 1690 is voor mij notaris en getuigen omstreeks 7 uur voormiddag verschenen Jan Dircks van der Heijden de oude wonend te Middelrode, ziek in zijn bed liggend maar wel in het bezit van zijn verstand en geheugen. Hij overdenkt de broosheid van het bestaan en de zekerheid van de dood maar de onzekerheid over het tijdstip waarop en wil daarom zijn testament hebben opgemaakt. Hij herroept hierbij al zijn eerdere testamenten die voor enig publiek persoon zijn gemaakt en wil dat alleen dit huidige testament wordt nagekomen. Hij beveelt zijn ziel zodra hij is komen te overlijden aan bij de almachtige God en wil een christelijke begrafenis hebben. Hij vermaakt zijn zuster Adriaentie die bij hem woont de helft van alle bijen die bij het woonhuis of elders staan waarvan de andere helft aan zijn broer Jan de jonge toebehoren. Verder vermaakt hij vooraf aan genoemde Jan en Adriaentie zijn deel van alle roerend bezit en meubilair waarop hij als testateur recht heeft en ook alle geld en wil dat zijn broer en zus daarover de beschikking krijgen zonder dat zijn andere broer en zuster daarop aanspraken hebben. Al zijn onroerend bezit vermaakt bij aan Teuinis, Jan, Jenneken de vrouw van Jan Tijssen en Adriaentie, zijnde allen kinderen van Dirck van der Heijden en broers en zusters van de testateur, elk voor een vierde part danwel bij overlijden van hen aan de kinderen in plaats van de overleden ouders en benoemt heb als zijn universele erfgenamen. De testateur verklaart dat dit zijn testament is en wil het zo hebben uitgevoerd ook al zou er niet aan alle voorschriften zijn voldaan of in tegenspraak zijn met gebruikelijk recht etc. Aldus gepasseerd te Middelrode in de heerlijkheid van Berlicum ten woonhuize van de testateur in aanwezigheid van sr. Pieter Rovers van Oirschot en Jan Tijssen van Heritom als getuigen.

171 In de naam van de heer Jezus Christus Amen. Vandaag 3 juli 1690 namiddags om een uur verscheen voor mij Digna dochter van Willem Jacobs van Orthen alhier in den Dungen wonend, enigermate ziek maar wel met haar verstand en geheugen zoals bleek. Ze overweegt de broosheid van het menselijk bestaan, dat er niets zekerder is dan de dood maar niet het uur waarop en wil daarom haar testament maken. Ze herroept alle eerdere testamenten of codillen etc. gemaakt voor enig publiek persoon. Ze beveelt haar ziel zodra ze is komen te overlijden aan bij de heer Jezus Christus en wil christelijk worden begraven. Ze vermaakt aan Jan Willem Goossens zijnde haar oom van moederskant vanwege zijn trouwe diensten vanaf haar kindsdagen gedaan, de som van 70 karolusguldens eens, door haar erfgenamen te voldoen binnen 6 weken na haar overlijden uit haar bezit n.l. een obligatie van 50 gulden ten laste van Herman Adriaen Hermans van Den Dungenh wonend te Rosmalen, opgemaakt voor notaris en getuigen d.d. 15 januari 1690 en daarnaast nog 20 gulden als kontant geld. Verder vermaakt ze alle meubilaire goed, vorderingen etc. en onroerend bezit aan haar erfgename, te weten haar zuster Jenneken zijnde de vrouw van Jan Goossens wonend te Alem of bij haar afwezigheid haar kind of kinderen, die daarmee naar eigen keuze mag handelen en benoemt haar daarin als haar universele erfgename. Als het kind of een van die kinderen komt te overlijden zonder wettige erfgenamen gaat haar bezit naar haar naaste erfgenamen waarbij de dode partij met de levende zal delen. De testatrice verklaart dat dit haar testament is en wil het als zodanig hebben uitgevoerd ook al zou er niet aan alle rechtsvereisten zijn voldaan of in strijd zijn met geldend recht etc., welke bepalingen ze daarvoor uitsluit. Gepasseerd in Den Dungen in aanwezigheid van getuigen. Getekend : Dit merk + is van Digna dochter Willem Jacobs, dit merk van + Peter Jacobs, Gerit Gerit Geurts, Adriaen Mans getuige, mij present W. Mans notaris.

159 In de naam van de heer Jezus Christus Amen. Vandaag 11 april 1690 verscheen voor mij notaris en getuigen Jan Willems van Venroij en zijn wettige vrouw Maria Hendrick Cuijpers, wonend te St. Michielsgestel aan de Dungense Cant, welke Jan ziek in bed ligt maar Maria gezond is en beiden wel in het bezit van hun verstand en 5 zinnen, die de zekerheid van de dood in aanmerking nemen en de onzekerheid van de tijd wanneer, en willen daarom eerst hun testament hebben opgemaakt. Ze bevelen hun ziel zodra ze zijn komen te overlijden aan bij hun Schepper en willen een christlijke begrafenis hebben. Ze herroepen al hun eerdere testamenten van voor deze datum zoals door een van hen of samen zijn gemaakt. Ze vermaken elkaar over en weer aan de langstlevende van hen beiden de som van 200 gulden om daarmee hun schulden te betalen, te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen en verder voor het onderhoud van de laatstlevende. De laatstlevende mag dat bedrag opnemen op onderpand van hun erfelijk bezit, zoals de langstlevende zal goeddunken te doen of zoveel daarvan voor dat bedrag te verkopen. Als de laatstlevende voor dat onderhoud van de kinderen etc. meer geld nodig heeft dan de 200 gulden, mag er meer worden geleend maar met instemming van 2 naaste familieleden van de kant van de testateur en een van de kant van de testatrice zoals die dan zullen adviseren en zonder dat advies mag er geen bezit worden verkocht of bezwaard. Ze geven elkaar verder de volmacht om voor die 200 gulden het bezit te mogen bezwaren of te verkopen en daarin alles te doen wat nodig is en daarin te handelen alsof ze beiden nog in leven waren zonder dat ze daarbij toestemming van hun kinderen nodig hebben of van heren schepenen. Als de langstlevende zou hetrouwen komt deze machtiging daarvoor te vervallen.