Archieven

114 Bericht van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling op een rekest van Cornelis Andries van den Bosch uit Haaren in kwartier Oisterwijk te kennen gevende dat op de 6e september binnen ’s-Hertogenbosch zijn verpacht de houtschatten en rentmeesterschappen over de vier kwartieren van de Meierij voor de termijn 1 oktober 1747 tot eind september 1748, waarbij die van het kwartier Oisterwijk toen zijn gemijnd door Adriaan van Dal voor een bedrag van 520 gl. welke daarop geslagen heeft 100 slagen doende iedere slag 1 gl., dat de suppliant die pacht eerst met 30 slagen ontslagen en vervolgens nog met 10 slagen verhoogd en dat hij, suppliant, als pachter aan de voorschreven pacht gebleven is en daarom verplicht is geweest aan Adriaan van Dal wegens de 100 slagen, welke hij als mijnder daarop geslagen had bij het uitgaan van het hoogsel aanstonds te betalen een som van 50 gl. en op 1 oktober 1747 aanstonds ten kantore der domeinen van Brabant verschuldigd zal zijn te betalen de som van 520 gl. en wegens de 140 slagen een som van 70 gl. zulks dat de drie bedragen samen 640 gl. tellen, voordragende voorts verscheiden redenen waarom de pacht van de voorschreven houtschatten van hem infructueus was geweest , verzoekende dat haar Ed: Mo; hem gelieven tegemoet te komen en te remitteren een som van 393-6-10 2/3 zijnde 2/3 van de som van 590 gl. welke op 1 oktober a.s. door de suppliant, zowel wegens de slagen als de pachtpenningen boven de 50 gl. aan Adriaan van Dal betaalt, anderszins ten kantore der domeinen zou moeten betalen

113 Bericht van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling op een rekest van Johan Sebastiaansz. de Voo drossaard der vrijheid Oirschot in kwartier Kempenland, die om de premie verzoekt behorende bij het apprehenderen en executeren van een delinquent genaamd Pieter Jansze verwijzend naar art. 16 en 17 van het plakkaat van 1 april 1738, welke delinquent door de schepenen is veroordeeld tot geseling

112 Rekest van Johannes van den Bogaard rooms werelds priester te Stratum in kwartier Kempenland te kennen gevende dat Adrianus Hurkman, pastoor te Gemonde, volgens een resolutie van de Ed: Mo: van 12 januari en het daarop gevolgd appointement van 1 februari 1748, benoemd zijnde om pro interim en hangende het different over het jus patronatus tot Boxtel, als pastoor te fungeren, de suppliant daar op door vicaris Van Litsenborg zijn akte van zending had ontvangen om gedurende de periode dat Adrianus Hurkmans de dienst van pastoor te Boxtel zou waarnemen de dienst waar te nemen te Gemonde, waarvoor hij een akte van admissie nodig had; die akte wordt hem verleend omdat hij voldoet aan de eigen zoals gesteld in de resolutie van 19 juli 1730 en resteert nog de ondertekening van de bewuste verklaring die in een speciaal register wordt bewaard

111 Missive van de aanwezige ingenieurs te ’s-Hertogenbosch van de 4e april aangevende dat zij ter obedientie van haar Ed: Mo; resolutie van de 5e maart 1748 publiek hebben aanbesteed het maken van drie gemetselde kazematten in het fort Crevecoeur in drie differente aanbestedingen waarvoor spoed was vereist; de eerste is aangenomen door Jan Schouw voor 5800 gl., de tweede ook door Jan Schouw voor 5580 gl. en de derde door Pieter Romer voor 5820 gl. ; na overleg met generaal Cromstrom is men tot het inzicht gekomen dat die kazematten niet onder de wallen van het fort moeten worden gemaakt, zoals meestal wel gebeurt, omdat ze zo onder water kunnen komen staan en droogte nu eenmaal is vereist tot berging van levensmiddelen, munitie etc. die in tijd van nood voor het hospitaal moeten dienen en dat de drie kleine kruitkamertjes die i n1736 gemaakt zijn onder de wallen gezonken en tot conservering van buskruit of andere materialen wegens de voortdurende vochtigheid totaal ongeschikt zijn; generaal Cromstrom heeft het daarom noodzakelijk gevonden om de drie kazematten in het terre plein te plaatsen en te metselen en na dat werk te overdekken met 4 à 5 voeten kleiaarde om de bommen te kunnen weerstaan; voorts is publiek aanbesteed het maken van een kazemat tot berging van kruit in de vorm van een kruitmagazijn op fort St.Anthony waarvan aannemer is Cornelis van Warmond voor 9500 gl. en dat zij wegens de lage horizon waarop dat fort ligt zij genoodzaakt zijn geweest deze kruitkazemat tegen de keelmuren op de walgang van het fort te projecteren, omdat daar een kruitkazematje werd gevonden dat voortdurend vochtig is en dat ze de kazemat ook zo groot hebben genomen voor zover het weinige terrein op dat fort het toelaat, om er nl. een tweeledig gebruik van te kunnen maken zowel ter berging van buskruit als ten dienst van gewonde en vermoeide aanwezigen in geval van een onverhoopt bombardement,