Archieven

152 In de naam van de heer Jesus, Amen. Op 12 januari 1690 verscheen voor mij notaris en getuigen Kathalijn Goijaerts weduwe van Cornelis Janssen alhier wonend in Den Dungen engermate onpasselijk maar wel in het bezit van haar verstand en geheugen zoals bleek. Ze overweegt de broosheid van het menselijk bestaan en de zekerheid van de dood maar ook de onzekerheid van het uur waarop en wil daarom eerst haar laatste wil hebben opgemaakt. Ze herroept al haar eerdere testamenten of beschikkingen en wel speciaal het testament dat ze eerder voor notaris (..) in Den Bosch had gemaakt. Ze beveelt haar ziel zodra ze is komen te overlijden aan bij de heer Jesus Christus en wil christelijk worden begraven. Al haar roerend en onroerend bezit, meubels, obligaties, etc. waar dan ook dat ze na haar dood zal nalaten en waarvan ze de eigendom heeft, vermaakt ze als aalmoes aan haar enige natuurlijke dochter Hendrien Jansen door haar verwekt bij Jan van Dinther zijnde een vrije en eerlijke jongeman bij haar verwekt toen ze weduwe was. Die mag daarover vrijelijk beschikken en ze benoemt deze dochter als haar universele erfgename en zulks uit moederlijke liefde. De testatrice verklaart dat dit haar testament is en wil het als zodanig hebben uitgevoerd ook al zou het zou er hierbij niet aan alle voorwaardes voor een testament zijn voldaan of in tegenspraak met geldend recht etc. Aldus gepasseerd in Den Dungen ten woonhuize van de testatrice in aanwezigheid van Jan Janssen van de Ven en Dries Antonis Driessen alhier wonend als getuigen, getekend : het merk + van Katalijn Goijaerts weduwe van Cornelis Janssen, Jan Janssen van Griensven, Dries Antonisse als getuige, mij present W. Mans notaris.

132 In de naam van de heer Amen. Vandaag 9 juli 1688 om negen uur in de morgen verscheen voor mij notaris Maria dochter van wijlen Niclaes Cluijtmans wonend te St. Michielsgestel ziek zijnde en in bed liggend maar wel in het bezit van haar verstand en geheugen zoals bleek. Ze overdenkt de broosheid van het menselijk bestaan en dat er niets zekerder is dan de dood maar ook niets onzekerder dan het uur waarop. Ze wil daarom haar testament maken en herroept al haar eerdere testamenten of codicillen en wil dat alleen dit huidige wordt nagevolgd. Ze beveelt haar ziel na haar dood aan bij de almachtige God en wil een Christelijke begrafenis. Ze legateert aan Helene dochter van Joost Cluijtmans die bij haar inwoont de som van 150 guldens eens, door haar erfgenamen uit te reiken zodra Heijlken tot *status * is gekomen. Ze wil verder dat haar erfgenamen na haar dood aan haar knecht Leendert Aerts een nieuw rouwkleed zullen geven, zowel daarvoor een rok, broek als *hoossen*. Ook wil ze aan haar dienstmaagd Adriaentie Cornelissen haar zilveren *ijserken* en haar groene rok geven en wel direkt na haar dood. Alle verdere bezit dat ze zal nalaten zowel onroerend als roerend, vorderingen, rentes, oogstgewassen zowel te velde als op haar zolder, van welke aard dan ook dat bezit, vermaakt ze aan haar zuster Cathalijn Claessen zijnde de vrouw van Frans Anthonissen de Loos woonend te Oisterwijk voor een derde deel, haar andere zusterMargriet Claessen als weduwe van Jaques van Straecken wonend te Antwerpen ook het derde deel en aan Geertruid weduwe van Jan Claessen Cluijtmans zijnde wijlen deze Jan haar broer alhier wonend het vruchtgebruik en de kinderen van Geertruijd en Jan Claesssen daarin het erfrecht waarbij de dode partij met de levende zal delen voor het resterende derde deel van het bezit. De testatrice verklaart dat dit haar testament is en wil het als zodanig hebben uitgevoerd ook al is het in strijd met andere rechtsbepalingen, die ze hierin uitsluit.

117 In de naam ons heren Amen. Vandaag op 24 februari 1688 omstreeks 12 uur in de middag, is voor mij notaris en getuigen verschenen Peter Janssen Strick en Teunis Janssen Strick broers en ongetrouwd zijnde, die alhier in Den Dungen bij lkaar wonen, de eerstgenoemde niet geheel van zijn kwetsuur genezen zijnde maar wel in het bezit van zijn verstand etc. en de tweede wel gezond van lijf en leden die de broosheid van het aardse bestaan beseffen en de zekerheid van de dood respectievelijk de onzekerheid van het uur waarop en willen daarom hun testament opmaken. Ze bevelen hun zielen na hun dood aan bij hun schepper en willen dat ze christelijk worden begraven. Ze herroepen al hun eerdere testamenten, codillen etc. van voor deze datum en willen dat alleen dit huidige testament wordt nagekomen en speciaal het testament van Peter als eerste comparant hier, opgemaakt voor mij Willem Mans als notaris alhier d.d. 11 december l.l. Ze vermaken aan hun broer Huijbert Janssen Strick 6 gulden eens, na dood van de eerstoverlijdende door de langstlevende van hen beiden uit te betalen. Verder vermaken ze al hun vaste en roerend bezit, kleren, linnen- en wollengoed, vorderingen zonder enige uitzondering aan de langslevende van hen beiden die daarvan de vrije beschikking krijgt zonder dat iemand anders daar rechten in heeft en als een van hen zonder wettige genoorte sterft benoemen ze de langstlevende van hen beiden als hun universele erfgenaam. Maar als een van hen komt te huwen en wettige kinderen nalaat, gaat het vaste bezit dat ieder van hen wordt aangedeeld, naar de wettige nakomelingen, maar de winst of verlies komen ieder voor de helft ten gunste of ten laste van de nakomelingen van de eerstoverlijdende, zowel wat betreft het roerend als onroerend bezit. De testateurs verklaren dat dit hun testament is en willen het zo hebben uitgevoerd, ook als zou het strijdig zijn met ander geldend recht welke bepalingen ze dan uitsluiten.

115 In de naam van de heer Amen. Vandaag op 11 december 1687 verscheen voor mij Willem Mans als openbaar notaris Peter Jansen Strick jongeman ziek in zijn bed liggend vanwege een zware verwonding maar desondanks wel in het bezit van zijn geheugen en verstand. De testateur is zich bewust van de zekerheid van de dood maar niet inzake wanneer en wil daarom eerst zijn testament opmaken. Hij beveelt zijn ziel waneer hij is komen te overlijden aan bij de almachtige God en wil een christelijke begrafenis. Hij vermaakt zijn broer Huijbert Janssen Strick 4 strepen akkerland naast elkaar gelegen in 2 parten, het ene part ervan gelegen tussen het erf van Huijbert Janssen Strick en het erf van Henrick Jan Broeren, het andere deel van 2 strepen tussen het erf van Henrick Jan Broeren en dat van de kinderen van Evert de Bever. Het bezit is gelegen onder Schijndel ter plaatse genoemd aan de Mijldoorn. Maar de testateur wil wel dat die 4 strepen land niet eerder door zijn broer bewerkt kunnen worden dan op de eerste St. Maartensdag na de dood van de testateur en het hopland per half maart daarna volgend maar de oogstgewassen zelf zijn bestemd voor de hierna door hem genoemde erfgenaam. Al zijn verdere roerend en onroerend bezit, zowel kleren, linnen en wollengoed, granen of hop, vorderingen etc. vermaakt hij aan zijn broer Teunis Janssen Strick die daarmee naar eigen keuze kan handelen en bemoemt hem daarin als zijn enige erfgenaam. De testateur verklaart dat dit zijn testament is en wil het als zodanig hebben uitgevoerd, ook al zou het op enige punten in strijd zijn met geldend recht. Aldus gepasseerd in Den Dungen ten huize van de testateur daar in het Wout, in aanwezigheid van Jan Antonisse van der Donck en Michiel Willems van Sprangh inwoners alhier en poorters van de stad Den Bosch.