Archieven

66 Rekest van Claudes de la Viesville abt van Sint Geetruid te Leuven inhoudende dat aan hem suppliant competeert het recht van patronaatschap van de kerken van Oisterwijk en Helvoirt daarin hij, in gevolge van de generale conventie vervat in artikel 43 van het vredestractaat van 1648 als particuliere resolutie van haar Ho: Mo: was hersteld en geconfirmeerd geworden, dat diesonaangezien die van het classis van ’s-Hertogenbosch in 1692 hadden ondernomen de suppliant in het voorschreven recht en possessie indracht te doen, hebbende zonder des suppliants nominatie, kennisse of approbatie, een predikant hebben beroepen te Helvoirt; dat de suppliant niet kon lijden zodanige infractie en zich daaromtrent had gewend tot de ordinaris justitie nl. de Raad van Brabant. – zie ook folio 720 met een uitvoerig relaas over deze kwestie, folio 732

12 Rekest van Mr. Adolphus Thomasius advocaat voor de hoven van justitie inhoudende dat haar Ho: Mo: hem hadden gelieven te committeren in de respectieve Staten en Officieren het secretarisambt van Oisterwijk en het griffierschap van het kwartier Oisterwijk zoals Abraham Verster die functie heeft uitgeoefend en dat Verster ook het secretarisambt te Helvoirt had bediend dat nu door diens overlijden vacant was en uiteindelijk werd het secretarisambt van Oisterwijk en Helvoirt gecombineerd en kreeg Thomasius ook die functie toebedeeld.

10 Missive vanuit de Raad van Brabant op een rekest van Jan Adriaense inwoner van Helvoirt in kwartier Oisterwijk verzoekende om met zijn vaders halfbroers weduwe te mogen trouwen, maar dat verzoek wordt afgewezen.

18 Rekest van Coenraed van Doornick zoon van de overleden schoolmeester van Helvoirt in kwartier Oisterwijk inhoudende dat de suppliant in 1686 ’s avonds gaande naar huis was aangerand door drie paapse boeren die van te voren gezegd had hij met hen zou gaan om in de paapse kerk te offeren en dat ze met de suppliant niet wilden drinken en dat het zijn zaligheid was dat hij zijns vaders schoolplaats niet had gekregen; dar zij daarover op de suppliant waren aangevallen met een groot geroep tegen de anderen, ‘slaet den geus doodt’; en ze hadden hem zo mishandeld dat zijn arm was gebroken en aan stukken geslagen en aan zijn hoofd was hij dodelijk gewond geraakt en wel zodanig dat hij ‘getrepaneert’ [trepaneren = de hersenpan doorboren] moest worden door twee chirurgijns [trepaneren = de in de hersenpan boren] en ook had hij nog andere slagen opgelopen; een verzoek aan haar Ho: Mo: dat men reflexie geliefden te nemen op de recommandatie [= bericht, boodschap] van de naburige predikanten volgens het plakkaat van 4 juli 1657 en de gemeente van Helvoirt te ordonneren dat zij het meesterloon zouden hebben te betalen naast nog andere onkosten, behalve de langdurige pijn en smart van de suppliant zoals haar Ho: Mo: in dergelijke voorvallen omtrent de schoolmeester te Boxtel en Goirle gedaan hadden en dat de hoogschout van het kwartier Oisterwijk mocht worden geautoriseerd om de suppliant daaromtrent behulpzaam te zijn; het rekest wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de Meierijse zaken.