Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Marcelis Joost Marcelis met zijn echtgenote Margrietke Franssen ontvangen had van juffrouw Maria van Breusigem, weduwe van heer N. Goossens, 62 en een halve kruisdaalder tegen een rente van 8 gulden met als onderpand een huis, hof, aangelag en toebehoren in Bergeijk op Berct aan de openbare straat.
Karel, hertog van Brabant, oorkondt dat zijn vader in 1462 onderzoek heeft laten doen naar de gebruiksrechten van gemeinten en Lonijs van Lancvelt onlangs een stuk heide en broek bij Lierop buiten de palen van de gemeint van die van Lierop, beginnend aan Bullensberch naar Stipdonck naar Egelransput en vandaar weer naar Bullensberch, verkregen had van Rutgher van Erp geheten van Lyeshout. De rentmeester van het kwartier van Den Bosch moet de cijns en het voorlijf registeren en jaarlijks de cijns innen op de cijnsdag in Lierop. Hij beveelt zijn drossaard en rentmeester-generaal van Brabant, zijn schout en rentmeester van Den Bosch en zijn schout van Peelland, dat ze Lonijs van Lancvelt het voorschreven stuk hei en broek laten gebruiken. Gegeven te Brussel.
Aangezien Alart, Godart en Beel, kinderen van wijlen Lambert Meus, voorheen voor hun jaargetijde aan de persoon of beneficiaten of die benefiecies verdienen in de kerk van Helmond, een erfpacht van 3 lopen rogge gevestigd hadden, en Jan, Meeus en Christijn, ook kinderen van wijlen Lambert, 4 lopen rogge, en aangezien de heer van Helmond vroeger gegeven had aan de broederschap van Onze Lieve Vrouw in deze kerk een Bosch' pond op een eeuwel in Helmond op Thoecheynde aan de Aa, heeft Jan Beck als opvolger van deze kinderen, eigenaar van dit eeuwsel, voor schepenen van Helmond in plaats van deze lopenen en dit geld, een erfpacht van 11 lopenen rogge overgedragen aan genoemde persoon en beneficiaten uit een erfpacht van 3,5 mud rogge uit land te Helmond op Thoecheynde en uit een beemd aan de Aa.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Dirick Gerit Loden zoen uit Hoogeloon jaarlijks schuldig is aan het godshuis van Postel of het ondermeesterschap een erfpacht van 15 lopen rogge uit huis, hof, aangelegen goederen in Hoogeloon aan de openbare weg en de Eckerstraet, zoals het godshuis deze pacht al meer dan zeventig jaar bezat.
Schepenen van Lierop oorkonden dat Jan Colen die Jongere, wonend op Stibdoncken, overgedragen heeft wegens schulden op zijn hoeve Stibdonck aan heer Hubrecht Symonaert, heer, meester en provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een stuk grond in Lierop ter plaatse geheten Berzell, volgens een schepenakte van 20 januari 1578, gemene stijl.
Schepenen van Reusel oorkonden dat Adriaen Aertssen Dongen schuldig is aan Daniel Wilems Meijer te Reusel en zijn vrouw Anneke een losrente van 11 gulden uit zijn woonhuis, erf en aangelag te Reusel aan de openbare straat, losbaar met 200 gulden. Met als getuigen Wilem van Horrick en Peeter Aertssen.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Jan Dirick Bonnen uit Hoogeloon jaarlijks schuldig is aan het godshuis van Postel een erfpacht van 9 lopen rogge uit huis, hof, aangelegen goederen en een dries, gelegen te Hoogeloon aan een openbare weg, en uit een bocht in Hoogeloon, zoals het godshuis deze pacht al meer dan zeventig jaar bezat.
Karel van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt aan de schouten van Antwerpen, ’s-Hertogenbosch, Kempenland, Peelland, en alle andere gerechtofficieren en dienaars, dat de meester van het godshuis van Postel betoogd heeft dat Postel in diverse plaatsen in Brabant hoven en goederen bezit, zoals de hoeven van Moorsel (Moersel, Lierop), van Vaarsel (Veerssel, Someren) en van Wezel (Wezeloe, Balen), met bossen, beemden, heidegronden, weiden, waters, moeren en andere goederen, waarop het godshuis zowel wegens de kleine geschoten (schoeten) en verliezen (verbuerten) als door slecht toezicht van de hertogelijke schutters onnodige schade lijdt, en beveelt hun daarom binnen hun ressort af te kondigen dat niemand op de goederen van het godshuis schade mag aanbrengen door dieren te hoeden, hout te kappen of vruchten te verzamelen, heide te maaien, turf te steken, kreupelhout te hakken, moer te delven of vissen te vangen, op straffe van drie Bourgondische gulden boete, en staat de meester van het godshuis toe om in elke van de uithoven (hoeven) de pachters of twee van hun dienaars te presenteren aan de rentmeester van Antwerpen, Lier, Herentals of ’s-Hertogenbosch voor hun aanstelling en beëdiging, die bij gebrek aan hertogelijke schutters als dusdanig mogen optreden.
Philips, hertog van Brabant, beveelt zijn eerste deurwaarder of bode op verzoek van de religieuzen van Postel de ingezetenen van Reusel voor de kanselier en Raad van Brabant te dagen, omdat ze weigeren de 20e penning te betalen aan het godshuis van Postel als grondheer over al het hout aan de openbare wegen dat ze verkopen aan niet-ingezetenen, zoals ze dat ook verplicht zijn voor moer die ze aan niet-ingezetenen verkopen. Vernieuwd dagement. Gegeven te Brussel.
Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Laureys van Aelst met zijn echtgenote verklaarde schuldig te zijn aan Aert Ghysbrecht Aerdt Huybenssoen 200 karolusgulden, waarvoor hij hem jaarlijks 12 gulden en 10 stuiver moest betalen uit een huis met aangelag in Bergeijk aan Broeck, met beide zijden aan de openbare weg gelegen; uit een beemd geheten Den Creyten Beempt; en uit een akker geheten Den Eertkens Ecker.