Archieven

85 Wij Willem Adams en Jan Janssen Spierincks, verklaren dat vandaag voor ons is verschenen Aert Jacobs van Groenendael als voogd over de minderjarige kinderen van Huijbert Jans van de Steen en heeft namens die kinderen hun kontant geld aangeboden om beroep te doen op het recht van vernadering inzake een stuk hop- of akkerland met de pad etc. samen groot ca. 3 lopenzaad, gelegen te St. Michielsgestel in het Moerschot, welk perceel Willem Janssen van den Steen aan de oom van deze minderjarigen had verkocht op 23 maart j.l. en wel aan Hendrick Wouter Janssen, voor schepenen alhier. Hij biedt aan diens koopsom te zullen restitueren. Actum 7 april 1660.

84 Wij, Willem Adams en Aert Jacobs van Groenendael, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Dirck Jacob Rutten inwoner van St. Michielsgestel oud ca. 49 jaar, verklaart onder ede op verzoek van Adriaen Dancklofs burger van de stad Den Bosch, dat hij ongeveer 2 of 3 jaar terug van Merijke weduwe van Huijbert Ariens van der Heijden haar huisje had gehuurd met aanliggend erf, staande te St. Michielsgestel aan de Dungense Cant en dat hij voor het gebruik ervan deze Merijken in de kost had gehad en haar had onderhouden. Hij heeft toen gezien dat toen ze bij hem op dat huis kwam wonen en nadat deze Merijken was gestorven er een akker was die was ingezaaid met rogge maar niet bekend was wie had ingezaaid. Hij verklaart ook gezien te hebben dat toen de rogge rijp was heeft dat die in schoven was gezet zonder te weten noch direct noch indirect wie dat had gedaan of heeft weggevoerd, en er nooit iemand te hebben gezien. Maar heeft wel gezien dat Jan Rutten van Grinsven deze rogge heeft gemaaid gehad. Actum 7 april 1660.

83 Willem Adams en Adriaen Janssen Vercuijlen, schepenen verklaren dat vandaag voor ons is verschenen Jan Aert Dircks van Roij oud ca. 46 jaar en Dirck Aert Dircks van Roij oud ca. 30 jaar, beiden wonend op Den Dungen die verklaren op verzoek van Adriaen Dancklofs burger in Den Bosch, dat ze op Paasdag j.l. op weg zijn geweest in gezelschap van Cornelis Aerts, zwager van Jan Rutten van Grinsven wonend op Den Dungen en dat zij deze Cornelis toen hebben horen zeggen onder andere dat Merijken weduwe van Huijbert Adriaens van der Heijden, kort voor haar dood een stuk land gelegen onder St. Michielsgestel had laten inzaaien en dat Jan Rutten van Grinsven zijnde zijn zwager, het koren of de oogst na haar dood had binnengehaald en naar huis gebracht. Ze weten zulks omdat deze Cornelis Aerts op het goed van genoemde Merijken is komen wonen en ze deze woorden van hem hebben gehoord. Actum 5 april 1660.

82 Wij Jan Janssen Spierincks en Adriaen Jans Vercuijlen, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Willem Adams presidentschepen en Anthoni van der Waerden kerkmeester van St. Michielsgestel en verklaren onder ede dat ze een bepaald uitreksel hebben gezien uit de leenrol van het leenhof van Geffen en Nouland, d.d. 4 februari 1660 inzake verschillende verzoeken met twee appointementen gevolgd, uitgesproken ten laste van Geraert Janssen van de Loo. Dat is woordelijk door mij als secretaris voorgelezen en de comparanten namens deze Geraert Janssen van de Loo hebben het volgende verklaard. Genoemde Willem Adams verklaart dat hij op 4 februari 1660 met deze Anthonis van der Waerden te Geffen is geweest om daar voor het *genecht* (rechtszitting in gebannen vierschaar) te verschijnen op het Leenhof daar dat gehouden zou worden vanwege Jan Gijsberts van der Asdonck om daar een leengoed te verheffen. Maar er waren daar toen maar twee leenmannen te weten Anthonij van der Waerden en N. van Overingh als commisssaris van het kleine zegel. Daar was ook verschenen Pieter Vos van Avesaet als stadhouder en nog A. F. van Montenaken als griffier. Omdat de stadhouder echter had verboden om een genecht te houden, zijn deze stadhouder en Montenaken daarover *krakelig* geworden (ruzie) en na wat ruzieachtige woorden zijn ze zonder *bankspannen* en zonder geding te hebben gehouden van elkaar zijn gelopen zonder dat er iets is geschreven, welke Montenaken en van Overighen direkt erna naar Den Bosch zijn vertrokken en zij attestanten weer terug naar Gestel. Hij verklaart verder wel zijn authorisatie te hebben getoond en tekende bezwaar aan tegen het niet verheffen maar omdat er geen genecht werd gehouden en de stadhoder en griffier ruzie maakten is daarvan niets terecht gekomen.