Archieven

67 Missive van rentmeester Van Limburg Stirum inhoudende dat de proosten van het Onze Lieve Vrouwe Broederschap aldaar die naast hem in kwaliteit representerende de dekaan van het Sint Janskapittel en de prior der Kruisbroeders het provisorschap van de armen vrouwen fundatie gesticht door Jan Schilder staande op de Uilenburg aldaar, hem hadden aangezocht tot het kopen of overnemen van enige roggepachten van het gemene land aan zijn administratie vergolden wordende, in totaal 17 teksten in getal en 22 mudden rogge voor ieder mud 300 gl. dus in totaal 6600 gl., zie ook folio 361 waarna een lijst volgt van diverse roggepachten op diverse plaatsen nl. Nuland Willemyna Bijveld, Jacobus Jan Langens, Adriaan Franssen Hoefs en Lambert de Weert aan de plebanie van de Sint Jan 12 mud rogge tegen 300 gl. per mud; onder Cromvoirt Adriaan van de Wiel en de 2 kinderen van Gerrit van Esch 8 vaten aan de pastorie van het Groot Begijnhof 150 gl.; onder Berchem de 3 onmondige kinderen van Hendrik Haas, de 3 kinderen van Jan Lamberts, de 6 kinderen van Dirk Jan Dromen en de kinderen van Klaas Jansse Brands aan genoemde pastorie 1 mud à 300 gl.; onder den Dungen Adriaan Adriaan Eijkemans, Hendrik Hendrik Glaudemans en Adriaan Hendrik Smits aan het altaar van St.Jan Baptistist superiorius in de Sint Jan 1 mud rogge à 300 gl; onder den Dungen ook Nicolaas van der Donk, Adriaan Francis van den Bogaart en Claas Roelofs den Hertog aan genoemd altaar 1 mud à 300 gl.; onder Berlicum de weduwe Jan Teunis Smulers en Hendrik Willems van de Goor aan het Bakskoor 1 mud à 300 gl.; idem onder Berlicum de 3 kinderen van Dirk van de Veerdonk aan het Bakskoor 1 mud à 300 gl.; idem onder Berlicum de weduwe Jan teunis Smulders, Jacob de Bermer, de weduwe Pieter Jansse van Overbeek en de kinderen van Gerrit Faassen van den Broek aan het Bakschoor 1 mud en 8 vaten à 450 gl.;

11 Rekest van Jacobus van de Mosselaer geboortig van Den Dungen, woonachtig te Middelburg in Zeeland, thans gedetineerd bij de geweldige provoost, die bezwaar aantekent over een vonnis van de krijgsraad van ’s-Hertogenbosch ten laste van hem gewezen en waarvan hij zijn appèl had geïnterjecteerd aan de Raad en mitsdien verzoekende haar Ed: Mo: mandament van appèl pro deo van het gemelde vonnis voor zover desnoods met de clausule van relief en voorts in communi forma; akkoord – zie ook folio 74, folio 114

123 Bericht op een rekest van Gerardus de Jong die een verzoek indient om bepaalde cijnzen te mogen aflossen o.a. uit goederen onder Helvoirt. Ook worden genoemd het burgerweeshuis te ’s-Hertogenbosch, cijnzen die voorkomen in het cijnsboek van Rosmalen, Den Dungen en Orthen die op naam staan van de Leprozen.

148 Bericht op een rekest van Reinhard Burghard etc. hoog- en laagschout van ’s-Hertogenbosch die om zijn premie verzoekt vanwege het terechtstellen van Jan Dielisse van Oirschot, Johanna Valkenburg alias Juffrouw Fijnenbuijk en Cornelia Martense Ondersteijn. Idem een rekest van Hendrik van Woerkom, Cornelis Soetens, Abraham Egeling en Jan Le Grand resp. inwoners van ‘sBosch, Den Dungen en Sint Michielsgestel i.v.m. de arrestatie van genoemde delinquenten. Deze delinquenten schijnen op diverse plaatsen geboren te zijn nl. de 1e te Sint Michielsgestel, de 2e te Zutphen en de laatste te Den Dungen. De drie geëxecuteerde delinquenten hebben verder geen goederen of effecten nagelaten. Sinds 1735 hadden ze geen vaste woon- of verblijfplaats. Ze zijn op 2 december veroordeeld tot de strop totdat de dood erop zou volgen en op 4 december is het vonnis ten uitvoer gebracht.