Archieven

1 Kaart van de gemeynte van Dommelen de dato 20 december 1464 tegen een erfcijns van drie schellingen tournoise, de oude grote gerekend voor twee penningen. De genoemde grenspalen zijn: den Zandtberch bij de Reijnerswegen, de gemeynt van Eijcke [= Bergeijk] en Westerhoven, totten gemeynt van Rythoven, die beecke geheiten die Kerspe tot datse valt in die Dommel, van daer wederom die Dommele op tot Dommelremolen toe ende van daer streckende neven de gemeijnte van Eijcke, Waelre ende Weerde, wederom totte gemeijnte van Eijcke ende Westerhoven ende alsoo voort neven dieselve gemeijnte totten voorschreven iersten paele beneden Malpaij. De nieuwe brief vermeldt een erfcijns van 50 oude grote tournoisen boven de genoemde drie schellingen. Met consent om stukken van die gemeijnt te mogen uitgeven tegen een erfcijns van 1 oude grote tournoise per bunder – W. Verhoeven secretaris te Dommelen.

2 Mr. Laurens Volders, Jan Michiels, Joost Roefs, Mr. Antony Canters, Peeter Wilborts, Peeter Hendrix en Dirck Jan Goorts schepenen van de grondheerlijkheid Asten in het kwartier van Peelland verklaren dat het hen, zo lang hun memorie strekt, bekend is dat de heren van deze grondheerlijkheid altijd als vrije grondheren zijn beschouwd en dat de ingezetenen bij verkoop van stukken uit de gemeijnt octrooi kregen van genoemde heren, zonder dat hen dat van hogerhand werd belet. Verwezen wordt naar 1613 en 1617. Gepasseerd te Asten op 6 april 1656 en ondertekend door secretaris M. van der Lith.

3 Missive de dato 26 mei 1710 van Philip Jacob van Borssele rentmeester der domeinen en gezien door de landsadvocaten, waarin een gerechtelijke insinuatie en interdictie wordt gedaan aan schepenen, borgemeesters, gezworenen, kerkmeesters, armmeesters, de officier en de secretaris van de heerlijkheid Dinther. Men heeft ook een octrooi gezien verleend aan Dinther door Mr. Jacob van der Hoeven Heer van Heeswijk om enige percelen van de gemeijnt te mogen verkopen. De Heer van Heeswijk, tevens grondheer van Dinther, beroept zich op zijn heerlijke rechten. Hierop volgt een advies de dato 7 juni 1710 van de advocaten Floris Pieter Pittinius en Willem van Erpecum.

4 Voor de Raad van Brabant is verschenen Johan Boon als procureur van Mr. Jacob van der Hoeven Heer van Heeswijk en Dinther en bovendien schout en dijkgraaf van Maasland en schepen en raad van ’s-Hertogenbosch als impetrant. Hij neemt het op tegen Philip Jacob van Borssele raad en rentmeester generaal der domeinen. Kwestie is het grondheerlijk recht om octrooien te mogen afgeven tot verkoping van grond binnen zijn grondheerlijkheid. Deze ‘conclusie van eijs’ is een ongedateerd stuk.