Archieven

45 Rekest van de looiers te ’s-Hertogenbosch inhoudende dat in de Meierij van ’s-Hertogenbosch een gemeen soort van eikenschors was wassende en vallende , die, gemalen zijnde, een soort van run of taan uitleverde; ze hebben hier en daar in de Meierij dat soort schors gekocht maar in de stad beschikte men niet over een rosmolen en waren ze genoodzaakt om de schors te Boxtel te laten malen, waarna een zeer uitvoerig relaas volgt over de schors, de te betalen belasting, de looikuipen, de huidenvetters te Breda, de verzoeken om een paspoort. – zie ook folio 403, 530

7 Missive van de Raad van State van de 11e februari tot ontlasting en schikking van de resolutie van de Ho: Mo: van 20 september 1724 zich genoodzaakt hebben gevonden te maken tot verademing van het platteland van Staats Brabant het geen tot zinkens toe met opgenomen kapitalen overladen, niet langer in staat was al te zeer drukkende lasten op te brengen, ook de imposten-waren op kleine specien waaronder verstaan worden zout, zeep, azijn, rondemaat, waag, turf, kolen, brandhout, paardengeld, goud, zilver, zijden lakens voor de tijd van 10 jaren ingegaan primo januari 1724 gediscontinueerd, gelijk mede voor gelijke tijd de impost op het gemaal ofwel het hoofdgeld in plaats van de impost geheven wordende, verminderd is op de helft, uitgezonderd het kwartier van Oisterwijk, de baronie van Breda, en Princeland, alwaar het hoofdgeld maar met een vierdepart is verminderd; dat haar Ho: Mo: sedert de discontinuatie van de kleine specien in de vermindering van het hoofdgeld in voegen voorschreven geprolongeerd hadden via een resolutie van 10 en 17 oktober 1733, 23 april 1736, 4 juni 1746, zulks dat die geprolongeerde discontinuatie en vermindering respectieve met het einde van dit lopende jaar en dus met de laatste december 1756 stond te expireren [aflopen]; dat zij onbewust waren, dat om verdere prolongatie te obtineren [verwerven], tot dus verre zich enig ander kwartier van Staats Brabant aan haar Ho: Mo; had gewend dsan alleen die van de baronie van Breda [met details]. zie ook folio 304, 311

53 Rekest van Samuel Couwenburgh inwoner en burger van ’s-Hertogenbosch i.v.m. een paspoort voor in- en uitvoer van ongeverfde lakens zoals dat is vergund aan de ingezetenen van Breda en Nijmegen.

46 Reactie van de gedeputeerden in Den Haag belast met de militaire zaken die een missive hebben onderzocht van de Prins van Oranje geschreven in het hoofdkwartier te Baerle op de 23e juli inhoudende dat, om zoveel mogelijk aan de vijand van het vaderland afbreuk te doen, de drost van Breda en de hoogschout van ’s-Hertogenbosch zijn aangeschreven om bij publicatie alle op- en ingezetenen uit te nodigen, ten einde zowel hun vee als granen naar de magazijnen van de Staat op te sturen met de belofte van restitutie in natura ofwel betaling naar rato van de taxatie; ook de amptman van Grave Van der Dussen wordt aangeschreven om het voorbeeld van Breda en ’s-Hertogenbosch te volgen, waarna de officiële rekest van de publicatie in extenso volgt.