Archieven

127 Wij Willem Adams en Aert Jacobs van Groenendael, schepenen verklaren dat Heijmen Wouters van Es een inwoner van St. Michielsgestel is, die hier een bouwhuis bezit met een tuin en ongeveer 12 lopenzaad land aan elkaar gelegen op de Klockberch. Nog een vierde part in een weiland met het hopveld, genoemd de Klockberchse weijde. Nog het vierde part in het Klockakkerken gelegen in de hoeve van Zegenwerp. Nog een stuk akkerland groot ca. 3 lopenzaad gelegen aan de Volmeir. Al die bezittingen zijn belast met diverse rentes, chijnsen etc. samen ca. 600 gulden kapitaal. Boven die lasten is dat bezit 2000 gulden waard. Verder is hierbij deze Heijmen Wouters gekomen en geeft zijn schoonzoon Joorden Joosten de bevoegdheid om op dat bezit een kapitaal op te nemen van 250 gulden of een vaste rente daarvoor. De gemachtigde moet daarbij alles doen wat het gebruik van de secretarie voorschrijft. De comparant belooft alles na te komen wat door Joorden Joosten hierin zal worden afgesproken. Actum 28 april 1661.

123 Wij Willem Adams en Aert Jacobs van Groendendael, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Anneken Stanssen weduwe van wijlen señor Franchois Roscam inwoonster van St. Michielsgestel met haar voogd, en machtigt hierbij jonker Peter Ernest de Bruninck en geeft hem opdracht en machtiging om het bezit te verkopen gelegen in het land van Zevenbergen, nagelaten door jonker Johan Pels, in zijn leven heer van Milheeze, waarvan zij en de andere erfgenamen naast joffrouw Anna van Ee, vrouwe van Lanenbergh etc. erfgenamen zijn en daarin gerechtigd zijn. De gemachtigde mag dat bezit verkopen of belasten voor wethouders waar dat nodig is, het geld ervan ontvangen, daarvoor kwijting doen en verder alles doen wat in het belang van de zaak is en ze zelf als opdrachtgeefster ook gedaan zou hebben. Ze belooft alles na te komen wat door haar gemachtigde hierin gedaan zal worden en hem daarvoor te vrijwaren, mits hij er later rekening en verantwoording over aflegt. Ze keurt hierbij nog nadrukkelijk goed voor zover nodig, alle eerdere machtigingen zoals door wijlen haar man waren gegeven in het proces van jonker Peter Ernest Bruninck tegen joffrouw van der Ee. Actum 15 maart 1661.

115 Wij Willem Adams en Jan Janssen Broeren, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen joffrouw Helena van de Heuvel die volgens een procuratie is gemachtigd door jonker Gijsbert van de Heuvel opgemaakt voor wethouders van Beerse en Vosselaer in het land van Turnhout, zoals ons is gebleken d.d. 3 februari 1660, stelt hierbij in haar plaats en machtigt de heer Quireijn de Kock, *landschreijer* van de 7 banken in het land van Tiel en Bommelerwaard, secretaris van het dorp Driel, om vanwege jonker Gijsbertus van de Heuvel geld op te nemen tegen rente voor een bedrag dat de vervangende gemachtigde goed zal dunken. Daarvoor moet de gemachtigde al het bezit van genoemde jonker Gijsbertus van de Heuvel veronderpanden en speciaal nog het derde part van een stuk weide gelegen te Driel of te Hedel in de Bommelerwaard, groot in totaal ca. 4 en een halve morgen genoemd de Sasser, b.p. aan de zuidkant Willem Stout, Andries Peters aan de noordkant, de Drielsche wetering en het Aptenland, zoals genoemde van de Heuvel dat heeft geerfd en hem was toebedeeld tegen zijn 2 zusters afkomstig van de eerwaarde heer Johan Hermans, in zijn tijd deken van de Grote kerk in Den Bosch. De gemachtigde moet daarvoor schuld bekennene en garant staan en alles te doen wat aldaar nodig is. De gemachtigde moet daarin handelen alsof zij als opdrachtgeefster er zelf bij aanwezig zou zijn geweest. Ze belooft alles na te komen wat door haar gemachtigde hierin zal worden gedaan, maar de gemachtigde moet er later wel rekening en veantwoording over afleggen. Actum 13 januari 1661.

104 Wij Willem Adams en Adriaen Janssen Vercuijlen, schepenen verklaren dat voor ons zijn verschenen de erfgenamen van wijlen joffrouw Heuvelmans in haar leven vrouwe te Ekaert en machtigen hierbij monsieur Cornelis van Queborn, procureur verbonden aan de Raad van Brabant in Den Haag om namens hen het proces voort te zetten dat ze als eisende partij voeren tegen de heer Mathijs van Asperen, heer van Heeswijk etc. om daarin alles te doen hetgeen in het belang van de zaak is en dat ze zelf ook voor ogen gehad zouden hebben, die daarvoor ook andere gemachtigden mag aanstellen. De opdrachtgevers beloven alles na te komen wat door hun gemachtigde zal worden gedaan. Actum 4 november 1660.