Notaris Nicolaus Hoyberchs de Bladel oorkondt: deken en kapittel van de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch als investiet van ’s-Hertogenbosch enerzijds en de moeder Margaretha Willems, de procuratrix Elisabeth Stevens, de zusters Belia Spierincx, Gertrudis Arnts en Margareta Cornelii, cellezusters, gewoonlijk Schwesteren geheten, van het klooster Nazareth anderzijds komen overeen dat de zusters hun regel blijven volgen, de zieken blijven verzorgen, geen goederen in de stad kopen zonder toestemming van het kapittel en als ze er krijgen die zullen verkopen aan het aangrenzende Vondelingenhuis; dat ze geen nieuwe voorrechten aannemen zonder toestemming, dat ze het in aanbouw zijnde gebedshuis in het klooster niet uitbreiden, de kapel en het kerkhof laten wijden en er de benodigdheden mogen hebben; dat ze er zonder toestemming geen kerkelijke beneficia laten vestigen of inkomsten aan verbinden door een geregelde dienst, dat ze bij een te stichten beneficie Walterus, zoon van Petrus Walteri Symonssoen faber, als eerste rector aanstellen en bij diens dood een naar eigen keuze, die onder het gezag van het kapittel zal staan; dat ze geen broederschappen of gilden in de kapel vestigen, dat ze een klokkentoren met klok op de kapel mogen bouwen met nadere luivoorschriften en dat ze met toestemming een biechtvader kiezen uit priesters die aan het kapittel onderhorig zijn met nadere bepalingen over misvieringen en begraafrechten; dat ze onder bepaalde voorwaarden zieken uit de familia van het kapittel tot hun dood verzorgen en dat ze vanaf 1517 geld voor de parochie afdragen.
Notaris Nicolaus Hoyberchs de Bladel oorkondt: deken en kapittel van de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch als investiet van ’s-Hertogenbosch enerzijds en de moeder Margaretha Willems, de procuratrix Elisabeth Stevens, de zusters Belia Spierincx, Gertrudis Arnts en Margareta Cornelii, cellezusters, gewoonlijk Schwesteren geheten, van het klooster Nazareth anderzijds komen overeen dat de zusters hun regel blijven volgen, de zieken blijven verzorgen, geen goederen in de stad kopen zonder toestemming van het kapittel en als ze er krijgen die zullen verkopen aan het aangrenzende Vondelingenhuis; dat ze geen nieuwe voorrechten aannemen zonder toestemming, dat ze het in aanbouw zijnde gebedshuis in het klooster niet uitbreiden, de kapel en het kerkhof laten wijden en er de benodigdheden mogen hebben; dat ze er zonder toestemming geen kerkelijke beneficia laten vestigen of inkomsten aan verbinden door een geregelde dienst, dat ze bij een te stichten beneficie Walterus, zoon van Petrus Walteri Symonssoen faber, als eerste rector aanstellen en bij diens dood een naar eigen keuze, die onder het gezag van het kapittel zal staan; dat ze geen broederschappen of gilden in de kapel vestigen, dat ze een klokkentoren met klok op de kapel mogen bouwen met nadere luivoorschriften en dat ze met toestemming een biechtvader kiezen uit priesters die aan het kapittel onderhorig zijn met nadere bepalingen over misvieringen en begraafrechten; dat ze onder bepaalde voorwaarden zieken uit de familia van het kapittel tot hun dood verzorgen en dat ze vanaf 1517 geld voor de parochie afdragen.