(Het meisenierschap was een erfelijk juridisch statuut, typisch voor het westen van Brabant, de huidige provincie Vlaams-Brabant. Aan het statuut van de meisenier waren een aantal privileges verbonden, vergelijkbaar met die van de Sinte-Pietermannen uit Leuven en die verleend aan de poorters van een stad. De voorrechten omvatten: -vrijstelling van tol over het hele Hertogdom Brabant,
-vrijstelling van de dode hand, oftewel vrijstelling van successierechten bij het overlijden van een familielid,
-vrijstelling van karweien,
-het recht om enkel in Brabant gevonnist te worden, waar de aangeklaagde misdaad ook gebeurd zou zijn).
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/De_van_der_Schueren.
2. Bijna een halve eeuw later wordt er in de adelsbrief van 9 april 1715 door keizer Karel VI van het Heilige Roomse Rijk de persoon Gaspar Joseph van der Schueren (1690-1744), een nazaat van de stamvader, verheven in de adelstand van het Heilige Roomse Rijk, met als titel keizerlijk ridder evenals zijn mannelijke nazaten, en wordt een kroon op de helm aan het familiewapen toegevoegd. Tevens werd aan álle afstammelingen van Gaspar Joseph van der Schueren als een bijzonder blijk van vorstelijke gunst toegestaan de prefix 'de' vóór hun achternaam te voeren (zie inv.nr. 5).
3. Twee broers, Joannes Franciscus én Ludovicus Joannes Hubertus, worden op grond van die adelsbrief uit 1715, door koning Willem I bij Koninklijk Besluit nr 106 van 19 februari 1821 in de Nederlandse adel ingelijfd met de titel van ridder op alle mannelijke afstammelingen. Daardoor gingen zij ook deel uitmaken van de Ridderschap van Noord-Brabant. (zie BHIC archieftoegang 1304).
Joannes Baptist de van der Schueren (1755-1815), evenals zijn broer, Vincentius Franciscus Josephus ( 1762-1793), in de 2e helft van de 18e eeuw waren officiers in een Regiment Oranje-Nassau.
Ook de twee zonen van Joannes Baptist, Joannes Franciscus (1798-1880) en Ludovicus Joannes Hubertus (1800-1886), dienden vlak na de oprichting van de Staande Armee in 1814 bij respectievelijk de Cavalerie en Infanterie. Van Ludovicus is tevens bekend dat hij heeft deelgenomen aan de veldslagen bij Quatre Bras en Waterloo. Bij Koninklijk Besluit van 12 oktober 1831 werd Joannes Franciscus benoemd tot Ridder der Militaire Willems-Orde der 4e Klasse vanwege zijn verdienste als Kapitein in de 1e Compagnie van de Mobiele Bossche Schutterij tijdens de Tiendaagse Veldtocht. Hij is in rechte lijn een (over)-over-over-grootvader van de verderop genoemde Jan, Christiaan en Eduard.
In later tijd was Johannes Baptista Gerardus (1899-1990) van 1945 tot 1946 militair commissaris van Noord-Brabant, souschef Militair Gezag.
In 2016 hield de familie nog een reünie in het Maltezer Huis in Utrecht. Er zijn -anno 2016- nog 38 mannelijke nakomelingen en 45 vrouwelijke nakomelingen in leven. Hiervan wonen 13 heren en 17 dames in Frankrijk, Oostenrijk, Canada of Australië. Bij de reünie op 13 maart 2016 waren meer dan 50 personen aanwezig, waaronder de toenmalige “pater familias” Ludovicus (Wiet) die op 15 maart 2016 zijn 92-ste verjaardag viert, twee dames die zelfs de oversteek vanuit Australië voor deze reünie hadden willen maken en een nichtje uit Oostenrijk. De jongste deelnemer was op dat moment 4 jaar oud.