skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

Archieven

7435 Waterschap De Rivier de Raam, 1893-1906

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
In de vergadering van de Provinciale Staten van 2 november 1880 werd een verzoek ter tafel gebracht van H. V er s t r a at e n, Burgemeester te Mill en 19 anderen, waarin te kennen wordt gegeven, dat de Lage Raam in een toestand verkeert, welke noodzakelijk voorziening eist, daar dezelve om verschillende redenen de capaciteiten mist om een geregelde waterafvoer te kunnen bevorderen, dat op verschillende tijdstippen van het jaar door het water van de Lage Raam tal van vruchtbare akkers worden overstroomd en tengevolge daarvan de te wachten oogst totaal wordt vernield, waardoor een niet te berekenen schade wordt veroorzaakt, terwijl op die motieven aan de Staten wordt verzocht tot oprichting van een waterschap om tot verbetering van de rivier te kunnen geraken.
Vervolgens werd in de zitting van de Staten van 7 november 1881 ter behandeling voorgesteld een verzoek van de gemeentebesturen van Mill, Haps, Wanroy, Beers en Escharen verzoekende een bijdrage van minstens een derde in de kosten van verbetering van de rivier de Raam.
Bij brief van 21 mei 1884 G. nr. 154 stelden Gedeputeerde Staten aan de Staten voor uitzicht te geven op een bijdrage van 40% in de te maken kosten onder de uitdrukkelijke bepaling, dat over de bij de verbetering van de Raam belanghebbende gronden een waterschap zou worden opgericht.
In de Statenvergadering van 16 juli van dat jaar werd besloten vooralsnog geen bijdrage in de verbeteringskosten van de rivier de Raam toe te kennen, doch aan belanghebbenden vrij te laten zich nader tot de Staten te wenden, zodra de uitvoering van de werken en de bestrijding van de kosten behoorlijk tussen belanghebbenden zouden zijn geregeld.
Vanwege het voornemen van het bestuur van het Waterschap ter bevordering van de verbetering van de waterstaatstoestand in het Noord-Oostelijk gedeelte van Noordbrabant tot het leggen van een peeldam langs de Oostelijke grens van het Waterschap achtten Gedeputeerde Staten het wenselijk, dat vooraf de gronden, welke
belang hadden bij een verbeterde waterlossing in de rivier de Raam tot een waterschap werden verenigd en verzochten de Hoofdingenieur van de Provincialen Waterstaat een ontwerp oprichtingsbesluit van een waterschap over de rivier de Raam in gereedheid te brengen.
Bij brief van 18 oktober 1887 nr. 1011 W.S. werd door de Hoofdambtenaar een ontwerp aan Gedeputeerde Staten ingezonden.
Dit ontwerp-besluit is door Gedeputeerde Staten in al de betrokken gemeenten ter inzage van belanghebbenden gelegd.
Er kwamen bezwaarschriften in van het waterschapsbestuur van de polder van Mars en Wijth, het Algemeen Burgerlijk Armbestuur van Grave gesteund door het Gemeentebestuur, het Gemeentebestuur van Escharen, het Waterschapsbestuur van Escharen en Gassel, van Ingezetenen van de Gemeente Escharen, van Grondeigenaren te Gassel, van het Gemeentebestuur van Beers, de heer X. Walter te Grave in de hoedanigheid van rentmeester van den Heer Gaetan Markies de la Boéssiére Thiennes de Lombize, wonende te Lombize en het Gemeentebestuur van Haps.
Nadat deze bezwaarschriften waren gesteld in handen van de Hoofdingenieur werd het ontwerp-besluit door Gedeputeerde Staten bij brief van 9 februari 1888 G. nr. 107/17 ongewijzigd aan de Staten ter vaststelling aangeboden vergezeld van alle bijbehorende ingekomen stukken.
In de vergadering van de Staten van 4 juli 1888 adviseerde de bijzondere Commissie voor de waterschappen het ontwerp-besluit niet aan te nemen.
In de vergadering van 5 juli 1888 besloten de Staten de behandeling van dit verslag uit te stellen tot de a.s. najaarszitting, terwijl de zitting van 6 november 1888 tot aanhouding is besloten.
In de zitting van de Staten van 3 juli 1889 werd op voorstel van de voorzitter besloten de stukken te renvoyeren aan Gedeputeerde Staten, van welk College nadere voorstellen zouden worden
ingewacht, waarbij rekening diende te worden gehouden met de zienswijze van de bijzondere Commissie voor de waterschappen.
Door de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat is naar aanleiding van dit besluit een nieuw ontwerp gemaakt en aan Gedeputeerde Staten toegezonden.
Gedeputeerden hebben dit ontwerp weer voor belanghebbenden ter inzage gelegd.
Er kwamen bezwaarschriften in van de gemeentebesturen Grave en van Escharen, van Ingezetenen van Escharen, van het Waterschapsbestuur van Mars en Wijth, het Algemeen Armbestuur van het St. Catharina Gasthuis en Weezenfonds te Grave en van het Gemeentebestuur van Velp.
Aangaande deze bezwaarschriften alle in handen gesteld aan de Provinciale Hoofdingenieur geeft die Hoofdambtenaar Gedeputeerde Staten zijn beschouwingen bij brief van 22 september 1890 nr. 965 W. S.
Gedeputeerde Staten zenden bij brief van 25 september 1890 G. nr. 53/24 al de stukken aan Provinciale Staten.
In de vergadering van de Staten van 4 november 1890 werd besloten af te wachten het verslag daarover van de bijzondere Commissie, welke Commissie in de vergadering van 6 november daaropvolgend haar verslag uitbrengt.
In dat verslag bracht de Commissie enige wijzigingen aan in art. 2 en 4 en stelde voor het aldus gewijzigd ontwerp aan te nemen.
Naar aanleiding van dit verslag kwamen weer nieuwe bezwaarschriften van het waterschap Noord-Oostelijk Noord-brabant, het Kerkbestuur van de St. Elisabethskerk te Grave en van andere belanghebbende ingezetenen van Grave en Velp.
In de vergadering van de Staten van 19 november 1890 werd de behandeling van dat onderwerp aangehouden.
Bij Gedeputeerde Staten was ter goedkeuring gezonden:
1e) een overeenkomst aangegaan tussen het Gemeentebestuur van Grave en de Waterschapsbesturen van Mars en Wijth en Noord-Oostelijk Noordbrabant over het leggen van een dam met duikersluis in de plaats van en naast de bestaande Pegelbrug in de Rijksweg van Grave naar 's Hertogenbosch
2e) een adres van C. J. A. M. van den Biggelaar te Grave houdende bezwaar tegen de afsluiting van het peelwater door evenbedoelde sluis.
Beide stukken werden met de bij de Staten ingekomen bezwaarschriften behandeld in de Statenvergadering van 18 november 1890 en om advies gezonden aan de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat.
De Hoofdingenieur berichtte dienaangaande bij brief van 26 februari 1891 nr. 194 W. S.; aan het slot van zijn schrijven stelde de Hoofdingenieur voor het gevoelen in te winnen van de bijzondere Commissie uit de Staten voor de waterschappen.
Naar aanleiding van dit voorstel zenden Gedeputeerde Staten de stukken aan de bijzondere Commissie, welke Commissie bij haar rapport van 16 juli 1891 in overweging geeft de sub 1 genoemde overeenkomst niet goed te keuren.
In de zitting van 5 november 1891 werden de stukken weer gerenvoyeerd aan Gedeputeerde Staten ten einde dat College in staat te stellen opnieuw de Hoofdingenieur te horen.
Bijgestaan door genoemde Hoofdingenieur had de bijzondere Commissie op 16 mei 1892 een onderhoud met belanghebbenden en werd tevens door haar de plaatselijke gesteldheid der uitwatering van de rivier de Raam opgenomen. Zij bracht op 6 juli 1892 haar verslag uit en verwees naar haar rapport van 6 november 1890.
In de vergadering van Staten van 19 juli 1892 maakte dit verslag een onderwerp van beraadslaging uit. Op voorstel van het lid W a l t e r werd besloten de stukken aan Gedeputeerde Staten terug te zenden ten einde de grensregeling van het ontwerp dusdanig te
wijzigen, dat het waterschap Mars en Wijth niet betrokken wordt in het op te richten waterschap.
Onder dagtekening van 29 september 1892 G.nr. 19 zonden Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten een nieuw ontwerp in, doch gaven in overweging hun bij schrijven van 25 september 1890 G. nr. 53/24 ter vaststelling aangeboden ontwerp aan te nemen met inachtneming van de wijzigingen door de Bijzondere Commissie voor de waterschappen bij haar rapport van de 15e oktober 1890 aangegeven en casu quo met aanvulling van art. 6 door de Hoofdingenieur in zijn brief van 16 september 1892 nr. 943 W. S. voorgesteld.
In de zitting van 4 november 1892 worden de stukken in behandeling genomen.
Naar aanleiding van een amendement Wolters besloot de vergadering met 39 tegen 12 stemmen het Waterschap Mars en Wijth bij het Waterschap de rivier de Raam op te nemen.
Ten gevolge van dezen uitslag werd besloten de stukken opnieuw te zenden aan de bijzondere Commissie voor de Waterschappen.
Op 20 februari 1893 zond de Bijzondere Commissie haar verslag in. Zij stelde enige wijzigingen voor in de artt. 4 en 6 van het ontwerp door Gedeputeerde Staten aangeboden bij brief van 29 september 1892 G. nr. 19. In dit ontwerp was reeds rekening gehouden met de beslissing van de Staten van 4 november bevorens, dat het waterschap Mars en Wijth in het op te richten waterschap zal worden opgenomen.
In de zitting van de Staten van 6 juli 1893 werd dit verslag in behandeling genomen.
Nadat nog enige bezwaren waren geopperd door het lid Walter werd het ontwerp-besluit tot oprichting in de vergadering van 13 juli 1893 vastgesteld.
In de najaarszitting van de Staten werd een onjuistheid in art. 2 van het oprichtingsbesluit hersteld. Bij besluit van 9 november werd
daarvoor met intrekking van hun besluit van 13 juli 1893 het oprichtingsbesluit door de Staten opnieuw vastgesteld
(Provinciaal blad 1893 nr. 24.)

Naar aanleiding van door het Gemeentebestuur van Escharen aan de Staten ingediende verzoeken werd bij Statenbesluit van 20 november 1895 art. 2 van het oprichtingsbesluit nogmaals gewijzigd (Zie Prov. blad 1896 nr. 2).

Het waterschap kreeg in 1896 zijn bijzonder reglement (Provinciaal blad 1896 nr. 4.)
Daar het waterschap de Rivier de Raam nagenoeg werkeloos bleef en de behoefte aan een behoorlijke waterlossing zich van dag tot dag meer deed gevoelen, sloegen de besturen van de gemeenten, wiens gronden op de Raam afwateren, de handen ineen om door gemeenschappelijke samenwerking, buiten het Waterschap om, de noodzakelijk geworden verbeteringen tot stand te brengen.

Bij gemeenschappelijk raadsbesluit werd een Algemene en een Bijzondere Raamcommissie ingesteld. Bij datzelfde besluit werd tevens de inrichting van het bestuur en de verdeling van de kosten geregeld.
Op 25 april 1906 wendden de betrokken gemeentebesturen zich tot de Staten met een verzoek om subsidie in de kosten van verbetering van de rivier de Raam, van den Horssensche Graaf en van de Buitendijks gelegen uitwateringsgeul genaamd de Beek.
Bij besluit der Staten werd naar aanleiding van dit adres aan de gemeentebesturen van Beers, Beugen c. a., Escharen, Gassel, Haps, Mill c.a., Oploo c. a., Wanroy en Zeeland een bijdrage verleend van 50% tot een maximum van f 8000, in de kosten van verbetering en instandhouding van de rivier de Raam.
Waar Gedeputeerde Staten hierdoor de uitvoering van de verbeteringswerken verzekerd achtten, deden zij bij brief van 31 oktober 1907 G. nr. 135 aan de Staten een voorstel tot opheffing van het waterschap.
Bij Statenbesluit van 9 juli 1908 (Prov. blad nr. 41) werd het waterschap de Rivier de Raam opgeheven.

Kenmerken

Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch