skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Archieven

2092 Norbertijnenabdij van Berne, oud archief, 1134-1857

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
1 Stichting en ontwikkeling in de middeleeuwen (1134-1572)
2092 Norbertijnenabdij van Berne, oud archief, 1134-1857
Inleiding
Historisch overzicht
1 Stichting en ontwikkeling in de middeleeuwen (1134-1572)
Norbertus van Gennep of van Xanten (ca. 1080-1134) is de grondlegger van de orde van de norbertijnen. In 1120 stichtte hij een klooster bij Prémontré, ruim 100 km noordoostelijk van Parijs. De norbertijnen heten daarom officieel premonstratenzers. Naar hun kleding worden ze in de volksmond witheren genoemd. Vanuit dit stamklooster van de orde werd in 1124 de abdij van Saint Martin van Laon gesticht. Deze kloostergemeenschap kon in 1129 een eigen dochter ter wereld brengen in Mariënweerd bij Beesd.
Zuidelijker in het rivierengebied, in Berne (nu Bern geheten), wilden heer Fulco van Berne en zijn vrouw Bescela van Someren een klooster stichten. Bern ligt ten noordoosten van Heusden en toen nog ten zuiden van de Maas. Daartoe had dit echtpaar in 1132 enkele augustijner koorheren van Rolduc uitgenodigd. Dit liep echter op een fiasco uit. Vervolgens richtten ze hun aandacht op het jonge Mariënweerd. Dat kon in 1134 al een abt en enkele kloosterlingen leveren om hun ideeën te verwezenlijken. In dat jaar betrokken enkele kanunniken van Mariënweerd Fulco’s versterkte huis in Bern aan de rand van het bisdom Utrecht. Wereldlijk lag de jonge stichting in het graafschap Holland, hoewel ze zich in de zestiende eeuw ook op Kleefse afstamming beriep.
De abdij van Berne was qua filiatie dus een achterkleindochter van de abdij van Prémontré. De orde volgde de regel die Sint-Augustinus geschreven had voor zijn leefgemeenschap van leken bij zijn bisschopshuis. Norbertijnen zijn geen monniken maar reguliere kanunniken, in tegenstelling tot de seculiere kanunniken, die in de wereld leven. Zielzorg werd een van hun speerpunten. Hoewel gelegen in het bisdom Utrecht was de abdij op den duur niet ondergeschikt aan de bisschop. Op plaatsen waar conventsleden de zielzorg uitoefenden, hadden ze natuurlijk wel met hem en zijn functionarissen te maken. Belangrijker was voor hen de pater abbas, de abt van het klooster waaruit ze ontstaan waren, de abt van Mariënwaard. Hij hield door middel van visitaties controle over zijn dochterabdijen. Het hoogste orgaan binnen de orde was het generaal kapittel dat met enige regelmaat bijeenkwam in de abdij van Prémontré.
Binnen de middeleeuwse abdij zwaaide de abt (prelaat), meestal gekozen door en vanuit het convent, de scepter. Onder hem stonden de prior, die samen met de abt de geestelijke leiding had, en de proost, die voor het economische beheer zorg droeg. Onder hun toezicht stonden de kanunniken (koorheren) en de conversen of lekenbroeders, die geen priester waren en vooral huiselijke werkzaamheden verrichtten. Ten slotte waren er donaten en familiares, personen die door een contract aan de orde en de abdij verbonden waren.
Niet alle conventsleden verbleven in het abdijcomplex. Op de eerste plaats woonden de personen die belast waren met zielzorg buiten de muren van de abdij. Zij waren gehuisvest in hun parochies. De abdij had in de loop der tijd het patronaatsrecht van een aantal parochies verworven. Dat betekende het recht om een persoon als nieuwe pastoor van een parochie voor te dragen aan de bisschop of zijn plaatsvervanger (meestal de aartsdiaken), die vervolgens opdracht gaf de nieuwe pastoor in zijn ambt te stellen. Het bekleden van het pastoorsambt gaf recht op bepaalde inkomsten, zoals tienden. Patronaatsrechten waren daarom vaak fel begeerd.
Hoewel de abdij in het bisdom Utrecht lagen alle parochies van de abdij in het bisdom Luik. Het waren de volgende:
1 ’s-Hertogenbosch, verworven van de hertog van Brabant in 1231/1232, beëindigd in 1270;
2 Berlicum, verworven in 1240 van het kapittel van Oudmunster in Utrecht;
3 Heeswijk, verworven in 1284 van Walram en Agnes van Benthem, heer en vrouwe van Heeswijk;
4-7 Engelen, Vlijmen (tot 1481 samen één parochie), Hedikhuizen en Oudheusden, verworven in 1285 in erfpacht van het kapittel van Sint-Jan in Luik;
8 Bokhoven, verworven in 1369 door verheffing van de plaatselijke kapel tot parochiekerk en afscheiding van de parochie Hedikhuizen.
Daarnaast werden er enkele kapellen bediend vanuit de abdij:
1 Middelrode vanaf 1454;
2 Kaathoven vanaf circa 1535;
3 Elshout op de Gaerswey voor 1316;
4 Sint-Agathakapel voor 1477;
5 kapel in Hedikhuizen onder Bokhoven, verheven tot parochie in 1369;
6 castrale kapellen: de binnen- en buitenkapel van het kasteel in Heeswijk, circa 1417
Om het leven in de abdij te kunnen bekostigen was een geregelde inkomstenstroom nodig. Deze bestond uit tienden, renten, cijnzen en pachten en de opbrengsten uit de verhuur van land. Dit alles was in bezit van de abdij gekomen door schenking, aankoop en ruil. Naast deze losse inkomsten had de abdij de beschikking over grote goederencomplexen. Die verpachtte ze niet, maar liet ze beheren door abdijleden. Ook deze abdijleden woonden buiten de abdij. Er waren twee soorten: proosdijen en uithoven. Iedere proosdij (prepositura) werd geleid door een proost. Er waren drie proosdijen:
1 in Maarsbergen, ten zuidoosten van Maarn, vermeld als vrijgoed van Berne in 1134;
2 in Woert, bij Altforst in het Land van Maas en Waal, vermeld in het begin van de dertiende eeuw, proosdij genoemd in 1385;
3 Honswijk, een verdwenen dorp bij Oudendijk tussen Sleeuwijk en Woudrichem, waar in 1265 een kapel stond.
Een uithof (curia of curtis) stond onder leiding van een uithofmeester. De abdij had drie uithoven:
1 in Gaal en Mun, tussen Schaijk en Heesch, als uithof genoemd in 1189;
2 Bernhese, in Heeswijk en Dinther, als zodanig genoemd in 1196;
3 Babyloniënbroek, als vrijgoed van de abdij genoemd in het begin de dertiende eeuw.
Korte tijd heeft de abdij ook in Orthen-’s-Hertogenbosch een proosdij gehad, samenhangend met de patronaatsrechten van die parochie (1231/32-1270).
De Sint-Elizabethsvloed van 1421 pleegde een grote aanslag op de inkomsten van de abdij.
Halverwege de vijftiende eeuw raakte de hervormingsbeweging van de kloosters ook de abdij. Er werden serieuze pogingen ondernomen tot een grondige reformatie. De abten van Berne waren tot in de zestiende eeuw vooraanstaande figuren. Dit vond zijn hoogtepunt in het recht dat de abt in 1534 ter gelegenheid van het 400-jarige bestaan wist krijgen tot het voeren van mijter en staf.
2 De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)
3 Verblijf in de Spaanse, later Oostenrijkse Nederlanden en in de parochies (1649-1796)
4 Voortbestaan in de parochies (1796-1857)
Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker i
Regesten
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1134-1857
Vindplaats origineel:
Depot Abdij Berne, Heeswijk-Dinther