skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic

Archieven

807 Gewestelijk Arbeidsbureau Breda, 1941 - 1980

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
807 Gewestelijk Arbeidsbureau Breda, 1941 - 1980
Inleiding
Historisch overzicht
Tot de Tweede Wereldoorlog was de arbeidsbemiddeling, gecombineerd met de dienst der werkloosheidsverzekering, een zaak van de gemeente.
Toen op 2 augustus 1914 het Nederlandse leger mobiliseerde zag men de moeilijkheden al aankomen: aan de ene kant verlies van arbeidskrachten door de mobilisatie van soldaten, aan de andere kant toename van de werkloosheid door het stopzetten van de verschillende bedrijven vanwege de slechte economische toestand. Na een voorstel in de gemeenteraad *  tot oprichting van een (tijdelijke) arbeidsbeurs werd er een commissie gevormd, die de bemiddeling bij het zoeken naar arbeid zou bevorderen. Deze bemiddeling zou geheel gratis zijn van gemeentewege uit. De commissie bestond uit 4 leden en een voorzitter. Elke werkdag werd er op het stadhuis zitting gehouden. Vooral de eerste maanden werkte de commissie met veel succes: van de 472 aanmeldingen van werklozen werden er 77 geplaatst. * 
Eind 1916 kwam er een voorstel tot het oprichten van een permanente beurs, hetwelk gebeurde bij besluit van de gemeenteraad van Breda van 2 september 1918, zodat de bestaande commissie kon worden opgeheven. Hetzelfde jaar nog kwamen er een verordening op de arbeidsbeurs te Breda *  , een verordening regelende de samenstelling en de werking van de commissie voor de arbeidsbeurs te Breda *  en een instructie voor de directeur van de arbeidsbeurs te Breda. *  De taak van de arbeidsbeurs was: 'Het bevorderen van de arbeidsbemiddeling', wat zoveel wil zeggen als voortdurende bemoeiing met het doel werkgevers en werkzoekenden bij het zoeken naar arbeidskrachten en arbeidsgelegenheid behulpzaam te zijn. Daarnaast werden er vakafdelingen opgericht en een centrale bemiddeling voor mobiel personeel. Ook de internationale uitwisseling van personeel werd bevorderd.
De beurs ging als volgt te werk. De werkzoekende meldde zich aan het loket, waar hij een inschrijvingskaart ontving. Hierna stelde de bemiddelaar nog enkele mondelinge vragen en moest de werkzoekende eventuele papieren tonen. De kaart kreeg een letter en een cijfer, respectievelijk van de beroepsgroep en de volgorde van inschrijving. Elke veertien dagen moest de inschrijving vernieuwd worden. Op de kaart, ook wel stamkaart genoemd, kwamen verder alle gegevens die bij de referentie-adressen werden verkregen betreffende bekwaamheid, eerlijkheid, ijver, reden van ontslag, etc.
Ook de werkgevers die aanvragen voor personeel indienden, werden eerst op kaarten ingeschreven. Daarna werd er direkt naar passende arbeidskrachten gezocht.
Als het een aanvraag om buitenlands personeel betrof, moest eerst toestemming gevraagd worden aan de Centrale Rijksarbeidsbeurs te Den Haag. Deze kon controleren of er niet zo'n arbeidskracht elders in Nederland te vinden was. (Via de arbeidsbeurzen in andere plaatsen) In 1934 werd echter, zoals in vele andere landen, ook in Nederland een wettelijke regeling getroffen om arbeid door vreemdelingen aan banden te leggen. In de meeste gevallen plaatste de werkgever eerst een advertentie in een van de plaatselijke dagbladen, alvorens naar de arbeidsbeurs te stappen. Om hier iets aan de te veranderen plaatste de directeur van de arbeidsbeurs regelmatig advertenties om meer bekendheid te geven aan de beurs. *  De plotselinge stijging van het aantal inschrijvingen in 1919 *  was te danken aan het feit dat het recht op uitkeringen uit de werklozenkassen hiervan afhankelijk was: Geen inschrijving, geen uitkering! In datzelfde jaar wordt er ook een plaatselijk steunpunt opgericht als onderafdeling van het Koninklijk Nationaal Steuncomité in Den Haag. Dit comité deed uitkeringen aan werklozen die geen lid waren van werklozenkassen en van die instellingen dus geen uitkering genoten. Ook hiervoor gold de regel: Niet ingeschreven bij de arbeidsbeurs, geen uitkering! Het plaatselijk steuncomité verdween echter alweer na een half jaar; vanaf die tijd was het de taak van de directeur van de arbeidsbeurs om de uitkeringen te doen. Het geld hiervoor kreeg hij rechtstreeks van het Koninklijk Nationaal Steuncomité te Den Haag.
In 1923 kwam er een reorganisatie tot stand. *  De gemeentelijke arbeidsbeurs en het werklozenfonds werden samengevoegd en zouden voortaan hetzelfde personeel en bestuur hebben. Het personeel bestond uit een directeur en een klerk. *  Het bestuur werd gevormd door een commissie van advies, bestaande uit een voorzitter, drie leden werkgevers, drie leden werknemers en twee onafhankelijke leden. *  Het was echter alleen formeel een reorganisatie, want in de praktijk werkten de arbeidsbeurs en het werklozenfonds allang samen. De werkwijze en de taak van de beurs bleven dan ook hetzelfde.
In 1925 kwam er een verandering in de samenstelling van de commissie: Er zouden voortaan vier leden werkgevers zijn en vier leden werknemers. De twee onafhankelijke leden vervielen. * 
Hoewel de toestand van handel en nijverheid een verbetering te zien gaf, maakten toch veel bedrijven gebruik van de gemeentelijke arbeidsbeurs. De gemeentelijke instellingen zelf liepen de beurs nogal eens voorbij, reden waarom B & W van Breda bij besluit van 11 januari 1927 de gemeente verplichtten om personeel voor alle takken van dienst via de arbeidsbeurs aan te trekken.
Op 1 januari 1932 trad de arbeidsbemiddelingswet 1930 in werking. *  Dit hield onder andere in dat er een nieuw reglement en een nieuwe commissie kwamen. *  Intussen werd er nog steeds gewerkt aan het meer bekend maken van de arbeidsbeurs door middel van het plaatsen van advertenties en het versturen van circulaires naar de verschillende bedrijven (=werkgevers). Dit had wel resultaat, want er kwamen veel meer aanvragen om personeel binnen, maar aan de andere kant schreven ook steeds meer werkzoekenden zich in, zodat het overschot (=werkloosheid) nog groter werd.
In 1939 vertoonde zich ineens een afname van de werkloosheid die zijn oorzaak vond in: toename van de oorlogsindustrie (metaal, kleding, bouw), uitvoeren van werkfondswerken (bruggenbouw, bouwen van arbeiderswoningen) en mobilisatie van soldaten (dezen moesten vervangen worden door andere arbeidskrachten).
Door de Tweede Wereldoorlog kreeg de gemeentelijke arbeidsbeurs er nog een taak bij, en wel het plaatsen van arbeidskrachten in Duitsland; in totaal waren in 1940 1400 mannen en vrouwen uit het district Breda in Duitsland te werk gesteld. Niet al het personeel van de gemeentelijke arbeidsbeurs was bereid hieraan mee te werken, wat weer tot gevolg had dat velen van hen moesten onderduiken, waardoor de dienst niet op volle toeren kon draaien. *  Bij verordening van 5 oktober 1940 werd er een reorganisatie ingevoerd door de Duitse bezetter. Het was in navolging van de organisatie, zoals die al enkele jaren in Duitsland werkte.
Per 1 mei 1941 gingen de Gewestelijke Arbeidsburo's van start. Het begon met 37 GAB's, die alle ressorteerden onder het Rijksarbeidsburo te Den Haag. Onder het ambtsgebied van het gewest Breda vielen de bijkantoren te Bergen op Zoom, Etten, Oosterhout, Roosendaal, Steenbergen en Zevenbergen. * 
Toen de oorlog was afgelopen, besloot de toenmalige regering het systeem dat de Duitsers hadden ingevoerd te handhaven. Dit gebeurde bij Koninklijk Besluit van 17 juli 1944. *  Naast de arbeidsbemiddeling hoorde nu tot de taken van het G.A.B. de scholing, her- en omscholing van volwassenen en het toezicht op het aannemen en ontslaan van werknemers. *  De commissie van advies was hierbij behulpzaam. Deze commissie (ingesteld bij K.B. van 17 juli 1944, St.b. E 51) bestaat uit een voorzitter, de burgemeester of wethouder van sociale zaken van de plaatse waar het Arbeidsburo gevestigd is; drie leden werkgevers, waarvan twee fabrikanten en één middenstander; drie leden werknemers, waarvan tenminste één hoofdarbeider. Ook nu werd de steun ingehouden als men niet ingeschreven stond bij het G.A.B. of bij het niet aanvaarden van passend werk.
De indeling van de gewesten bleef hetzelfde tot 1953. Toen werd de dienst gereorganiseerd, wat er op neer kwam dat het gewest Breda als volgt werd onderverdeeld:
- Hoofdkantoor Breda (gemeenten Breda, Chaam, Nieuw Ginneken, Prinsenbeek, Rijsbergen, Terheyden, Teteringen, Zundert);
- Nevenbureau Etten (gemeenten Etten-Leur, Hoeven, Rucphen, Vorenseinde);
- Nevenbureau Oosterhout (gemeenten Geertruidenberg, 's-Gravenmoer, Made en Drimmelen, Oosterhout, Raamsdonk).
De bijkantoren te Bergen op Zoom en Roosendaal werden Gewestelijke Arbeidsbureaus; de bijkantoren te Steenbergen en Zevenbergen werden respectievelijk nevenbureau van Bergen op Zoom en Roosendaal.
Ook de taak van de G.A.B.'s breidde zich uit.
1 januari 1965 werd het nevenbureau Etten-Leur een Gewestelijk Arbeidsbureau. Oosterhout bleef met de bijbehorende gemeenten tot 1972 een nevenbureau van Breda. Sindsdien is ook het bureau van Oosterhout een Gewestelijk Arbeidsbureau.
Na een voorbereidende periode van ongeveer tien jaar zijn er per 1 januari 1981 de Arbeidsbureaus Nieuwe Stijl (A.N.S.). Voor het gewest Breda betekent dat, dat het als ambtsgebied krijgt: Baarle-Nassau, Breda, Chaam, Etten-Leur, Nieuw Ginneken, Prinsenbeek, Rijsbergen, Terheyden, Teteringen, Zundert. Etten-Leur wordt een arbeidsbureau derde orde, wat zoveel wil zeggen als steunpunt voor Breda. Er komt alleen een vacaturebank; ook hebben ze geen eigen bevoegdheden.
Het bureau van Oosterhout blijft een G.A.B. met als ambtsgebied: Aalburg, Dongen, Dussen, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, 's-Gravenmoer, Hooge- en Lage Zwaluwe, Made en Drimmelen, Oosterhout, Raamsdonk, Werkendam, Woudrichem.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1940-1980
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Categorie: