skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic

Archieven

7307 Gemeentebestuur Nistelrode, 1811 - 1929

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
7307 Gemeentebestuur Nistelrode, 1811 - 1929
Inleiding
Historisch overzicht
Nistelrode is een gemeente in Oostelijk Noord-Brabant en omvat de dorpen Nistelrode en Vorstenbosch alsmede een gedeelte van het gehucht Loosbroek.
Al sedert prehistorische tijden wordt met name de westrand van de Maashorst bewoond. Van daaruit moet de mens zich ook gevestigd hebben op de lagergelegen plaatsen waar nu de beide kerkdorpen liggen. Stille getuigen van die vroegste bewoning zijn onder meer:
- een bijl en diverse vuursteenscherfjes (Steentijd, 10.000-2.000 vóór Christus), aangetroffen beoosten Heesch en Nistelrode;
- de grafheuvels in de Hoge Vorssel en Zevenbergen (Bronstijd, 1800-600 v.C.);
- de urn van Vorstenbosch, grafheuvels, urnen met botten en potscherven, gevonden ten oosten van Nistelrode (Ijzertijd, 600-50 v.C.);
- de resten van een nederzetting in de Hoge Vorssel (Romeinse Tijd, 50 v.-250 na Christus). *  tot omstreeks 1200 vernemen we verder weinig van de geschiedenis van de gemeente. Dan breekt de 13e eeuw aan, voor West-Europa een tijd van grote bevolkingsgroei en flinke ontginningen. Overal ontstaan gehuchten en dorpen, waarvan de namen spoedig opduiken in de nog schaarse geschreven bronnen. Tussen 1200 en 1237 wordt "Nisterle" voor het eerst genoemd in een schriftelijke bron: een lijst van goederen en rechten van de abdij van Berne bij Heusden. Er blijkt dan ook al een kerkje te staan. Verder is er in 1291 sprake van goederen, gelegen in de "parrochia de Nysterle". * 
Daarmee belanden we in de periode tijdens welke de hertogen van Brabant op grote schaal woeste gronden uitgeven aan hun onderdanen, die ze veelal gemeenschappelijk gaan gebruiken: het ontstaan van de "gemeynt". In juli 1296 krijgen de inwoners van "Nysterle" hun gemeynt; het gebruiksrecht ervan komt aan de dorpsgemeenschap, terwijl de heer (de hertog) het eigendomsrecht behoudt. * 
De oudste kern van Nistelrode was het aan de rand van de Maashorst gelegen gehucht Kleinwijk, waar de eerste parochiekerk stond. Deze was toegewijd aan Sint-Lambertus, die nog steeds de patroon van parochie en kerk is en tevens op het gemeentewapen prijkt. Lambertus was nauw verbonden met het bisdom Luik, waaronder de parochie toen ressorteerde. Vanuit Luik ook werden de tienden geïnd en de pastoors voorgedragen, en wel door de cantor en de scholaster van de H.Kruiskerk aldaar. In 1426 droegen zij die rechten over aan de Duitse Orde. * 
In de 15e eeuw wonen er ook mensen in Vorstenbosch en Laar. Blijkbaar vinden zij de loopafstand naar de kerk in Kleinwijk spoedig te groot. In 1485 is althans sprake van kapellen "op Vorstenbosch et op Laer". Beide behoren ze tot de parochie Nistelrode en zijn ze toegewijd aan de H.Antonius. * 
Het dorpsbestuur of "corpus" van Nistelrode zal in de 14e eeuw zijn ontstaan en is tot 1795 niet noemenswaardig veranderd. Naast de schepensresolutiën geeft het "reglement voor die van den dorpe van Nistelroy" van 1663 de meeste voor de inrichting van het bestuur relevante informatie. * 
Het dorpsbestuur had velerlei taken, onder andere: het opstellen van verordeningen of keuren, het beheer van de dorpsfinanciën en van de gemeynt, het toezicht op het financiële beleid van parochie en armbestuur. Het bestond uit de schepenen, de gezworenen of raden, de borgemeesters, en de kerk- en de armmeesters. Met name wanneer grotere uitgaven in het geding waren, vergaderden alle genoemde funktionarissen gezamenlijk.
De schepenbank, die behalve met bestuurlijke en administratieve ook met rechterlijke taken is belast, omvat zeven personen, die vergaderen onder voorzitterschap van de officier (de kwartierschout van Maasland) of diens plaatsvervanger, de stadhouder. De schepenen komen voort uit de meest weigestelden van het dorp en dienen van onbesproken gedrag te zijn. In de periode 1648-1795 komt daar nog bij, dat zij de "gereformeerde religie" moeten belijden, maar meestal telt Nistelrode te weinig protestanten om aan die eis te kunnen voldoen.
Jaarlijks op. 1 oktober stelt de officier nieuwe schepenen aan, het ene jaar vier, het andere drie, met dien verstande "dat nyemand meer dan twee jaeren 't schepenampt aeneen sal mogen bedienen". *  De aanstelling geschiedt vanuit een voordracht door de zittende schepenen en de gezworenen. De gezworenen of "raetsmannen" zijn acht in getal en hebben meestal één of meer ambtstermijnen als schepen en/of kerk- of armmeester achter de rug. Zij worden gekozen door de diverse gehuchten en buurtschappen: twee uit" 't Laer aen de capel", twee uit Vorstenbosch en Loosbroek, één uit Donzel, één uit Kleinwijk, één uit Delst en Menzel en één uit Menzel en "Achtterstraet". De raadsmannen treden vooral op als adviseur van de schepenen en kunnen dus op de achtergrond veel invloed uitoefenen. *  Borge- of burgemeesters zijn er aan het eind van de 18e eeuw drie: twee voor Nistelrode en één voor Vorstenbosch. Zij beheren de dorpsfinanciën, innen de lands- en dorpsbelastingen en maken de jaarrekening van het dorp op, welke dan ook de borgemeesters-rekening wordt genoemd. In principe worden zij voor één jaar door de officier benoemd, welke termijn ingaat op. 1 oktober. * 
Het financieel beheer van parochie en armbestuur werd gevoerd door respektievelijk de twee kerk- en de twee armmeesters. Werden zij in de middeleeuwse periode gekozen door en uit de parochianen, na 1648 verkregen zij hun aanstelling van de officier, eveneens op. 1 oktober. * 
Het aantal Nistelrooijse ambtenaren was klein. Op de eerste plaats kwam natuurlijk de sekretaris, de steun en toeverlaat van de schepenen. Evenals de vorsterij maakte dit ambt deel uit van het zogenoemde erfsekretariaat van Maasland, dat achtereenvolgens in het bezit was van enkele Osse families, onder andere Bonaerts. Omdat die families rooms-katholiek waren, mochten zijzelf tussen 1650 en 1800 het ambt niet uitoefenen, dat dus verpacht werd aan protestanten. een full-time job is het sekretariaat van Nistelrode niet. In 1686 bekleedt Jacobus Anderson het ambt van vorster (waarover zo aanstonds meer) erbij, maar hij is ook tapper. Het laatste brengt de schepenen tot de klacht dat Anderson zijn zakelijke bezoekers eerst bij hem thuis uitnodigt en hen daar laat drinken "ende haer geit verteeren". *  Bovendien is het hem verboden krachtens artikel 9 van het dorpsreglement van 1663, dat luidt als volgt: "Den secretaris noch sijnen substituyt en sullen egeen herberge mogen houden." *  In de loop van de 18e en het begin van de 19e eeuw horen we dergelijke geluiden niet meer. Dan betalen Nistelrode, Berghem en Heesch samen één sekretaris, die meestal in Heesch woont. De vorster is met diverse funkties belast: die van gerechtsdienaar (het ophalen van gedagvaarden voor de schepenbank en het uitvoeren van beslagleggingen en aanzeggingen) en van dorpsomroeper (de publikatie van besluiten van het dorpsbestuur).
Behalve een sekretaris en een vorster heeft Nistelrode in de tweede helft van de 18e eeuw natuurlijk een koster / schoolmeester en een bedelvoogd of armenjager. Omstreeks 1800 komen ook een dorpsbode en een diender in de borgemeesters-rekeningen voor. een gemeentehuis of raadkamer kende Nistelrode in ieder geval in 1663. De voormalige Sint-Antoniuskapel in Laar diende toen onder meer als opslagplaats voor de dorpskomme. * 
Ruim één eeuw later, op 5 augustus 1786, vergaderde het corpus over de huisvesting van het bestuurlijk apparaat. "Vermits de geringe raadkamer geheel bouwvallig en zeer onbruykbaar is, ja selfs deuren, vensters en ramen helemaal zijn verrot", stelt de voorzitter voor, "een nieuw vertrek op zig zelfs te maaken aen de noordzijde van de capel tot een nieuwe raadkamer en de oude te laaten tot gebruyk van de tiendbeurders om de grane daarin te ontfangen." Maximaal zou 300 tot 400 gulden worden besteed. Men zou meer vliegen in één klap slaan, want de sekretaris kon dan verplicht worden om zitting te houden in de raadkamer en niet meer in een herberg, zoals totnogtoe steeds gebeurde.
Het uiteindelijke besluit komt toch neer op een verbouwing van de bestaande raadkamer "zodanig dat de prothocolle en verdere documente daarin voor bederf bevrijd zijn, en dat de saaken, de secretary conserneerende, daarin konne werden verrigt". De limiet tot 400 gulden blijft gehandhaafd. * 
In oktober en november 1794 bezetten Franse legers het gedeelte van de Republiek dat ten zuiden van de grote rivieren lag; ook Nistelrode kreeg Franse soldaten binnen zijn grenzen. Toch was die bezetting slechts tijdelijk van aard. Onder de naam "Bataafse Republiek" werd ons land een vazalstaat van Frankrijk. Een belangrijke ontwikkeling was de toekenning van het aktieve en passieve kiesrecht aan alle mannelijke burgers van 21 jaar en ouder. Op 20 april 1795 mochten zij voor het eerst naar de stembus voor de verkiezing van het kollege van schepenen, dat nu "de municipaliteit" werd genoemd. Op die manier kwam de idee van de plaatselijke soevereiniteit tot uiting.
In afwijking van het beeld in vele andere plaatsen in Staats-Brabant leidde deze eerste direkte verkiezing allerminst tot verschuivingen: De zeven zittende schepenen keerden allen terug. Overigens waren zij pas drie weken tevoren door de kwartierschout aangesteld en hadden slechts twee van hen deel uitgemaakt van het vorige schepenkollege.
In de loop van 1798 ging de bevolking van de Bataafse Republiek akkoord met de invoering van een soort grondwet, de Staatsregeling. Daarin werd de idee van de plaatselijke soevereiniteit losgelaten; voortaan zouden niet de municipaliteiten, maar de landelijke Nationale Vergadering het hoogste gezag vertegenwoordigen. Mede ten gevolge daarvan bloedde de lokale demokratie dood; de schepenen werden voortaan benoemd door het Departementaal Bestuur van Brabant, dat in 's Hertogenbosch zetelde. *  Had het schepenkollege tot dan toe steeds de bestuurlijke, wetgevende en (ten dele) de rechterlijke macht uitgeoefend, in 1803 ging deze laatste over op andere instanties. Een schout-civiel werd belast met de dagelijkse leiding en zat de vergaderingen voor van het tot vijf leden teruggebrachte schepenkollege en de drie gecommitteerden.
In de zomer van 1810, korte tijd voordat het Koninkrijk Holland zal worden ingelijfd bij het Franse keizerrijk, hebben de benamingen "schepenen" en "gecommitteerden" plaatsgemaakt voor die van leeden van den Municipalen Raad. * 
Na de inlijving krijgt het éénhoofdig leiderschap ook in de gemeente gestalte in de persoon van de maire, die wordt bijgestaan door de waarschijnlijk uit tien leden bestaande Conseil municipal.
De Grondwet van 1815 -de Fransen hebben dan alweer één jaar geleden de hielen gelicht- vereiste reglementen voor de organisatie van het plaatselijk bestuur. Er werd onderscheid gemaakt tussen steden en gemeenten ten plattelande.
Het in 1820 vastgestelde "Reglement van Bestuur voor het platteland in de provincie Noord-Braband" *  voldeed aan genoemde eis. Ingevolge dit reglement werd Noord-Brabant verdeeld in zeven districtsambten. Aan het hoofd van zo'n district stond een districtsschout. Hij werd benoemd door de koning en had het toezicht op het bestuur van het platteland in zijn district en het oppertoezicht over de administratie van de gemeenten die onder hem ressorteerden. Nistelrode ging behoren tot het district Boxtel. Het gemeentebestuur werd nu gevormd door een gemeenteschout-die tot 1821 burgemeester werd genoemd-en een gemeenteraad, welke werden geassisteerd door een secretaris. Uit de raad kommitteerde Gedeputeerde Staten twee personen tot het verrichten van met name in het Reglement genoemde werkzaamheden. Deze twee gecommitteerden, assessoren geheten, traden samen met de schout als dagelijks bestuur der gemeente op.
De gemeenteschout werd door de koning benoemd, de raadsleden en de secretaris de eerste keer rechtstreeks door Gedeputeerde Staten en daarna uit de opgave van een dubbeltal op voordracht van de schout en de raad. De districtsschout verleende hierbij zijn bemiddeling. De gemeenteraad in Nistelrode telde . leden, inclusief de schout en beide assessoren.
Wijziging in de bestuursorganisatie bracht het KB van 13 juli 1825. *  Vastgesteld werd een nieuw "Reglement op het bestuur ten platte lande in de provincie Noord-Braband". Volgens dit reglement was het bestuur in iedere plattelandsgemeente samengesteld uit een burgemeester, twee assessoren en een gemeenteraad. De burgemeester werd benoemd door de koning en maakte ambtshalve deel uit van de raad. Assessoren en secretaris werden voortaan niet meer door Gedeputeerde Staten benoemd, maar door respektievelijk de gouverneur en de koning.
In 1840 werd overgegaan tot een reorganisatie van de districten; van zeven werden het er nu vier. *  Nistelrode kwam te behoren tot het tweede kanton van het eerste arrondissement. Precies 10 jaar bleef deze situatie bestaan, want per. 1 januari 1850 werden de districten opgeheven. * 
Deze opheffing hing samen met de invoering van de Gemeentewet. Deze wet, voortgekomen uit de grondwet van 1848, verscheen op 29 juni 1851 in het Staatsblad en trad dezelfde dag in werking. De Gemeentewet bepaalde, dat in elke gemeente het bestuur bestaat uit een raad, een burgemeester en een college van burgemeester en wethouders.
De raad is het hoofd van de gemeente. Aanvankelijk werd hij gekozen voor een periode van zes jaar door de ingezetenen, met een beperking tot de censuskiezers. Om de twee jaar trad één derde der leden af. Ingevolge de grondwetswijziging van 1917 echter worden de leden gekozen via evenredige vertegenwoordiging en voor de tijd van vier jaar met gelijktijdige aftreding.
De burgemeester wordt benoemd door de koning voor een periode van zes jaar. De wethouders worden door de raad uit zijn midden gekozen. Zij zijn samen met de burgemeester verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de gemeente en uitvoering van diverse zaken. De raad benoemt zijn eerste ambtenaar, de secretaris, en stelt diens instructie vast. Ook de gemeenteontvanger, wiens taak in de gemeentewet nauwkeurig is omschreven, wordt door de raad benoemd, die tevens diens instructie vaststelt. Tot de dag van vandaag vormt de Gemeentewet van 1851, zij het met talrijke wijzigingen, nog steeds de grondslag voor de samenstelling van het plaatselijk bestuur.
Had de 19e eeuw bestuurlijk nogal wat veranderingen gebracht, lange tijd moest het zich allengs uitbreidende ambtelijk apparaat zich behelpen met de voormalige kapel in Laar. In 1864 bracht een nieuw gemeentehuis, voor fl. 4.282, 70 gebouwd, soelaas. Het kwam te staan op de plaats van de oude Antoniuskapel. Er tegenaan stond de openbare dorpsschool.
School en raadhuis moesten in 1938 wijken voor een wederom broodnodig geworden nieuw onderkomen, dat er ditmaal nog geen halve eeuw over deed om te klein te worden. In oktober 1988 kon de gemeente Nistelrode zijn grondig vernieuwde en uitgebreide huis feestelijk in gebruik nemen.
Het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlage: burgemeesters

Kenmerken

Datering:
1811-1929
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch