De commissie had tot taak de ouders, wiens kinderen de school onwettig verzuimden, te wijzen op de verplichting om de kinderen onderwijs te laten volgen. Men diende de ouders tegen herhaling te waarschuwen en als de waarschuwing in de wind werd geslagen, volgde een-door de veldwachter op te maken- proces verbaal. Het eindresultaat van de procedure bestond veelal uit een door de rechter aan de nalatige ouders opgelegde geldboete.
Verder verleende de commissie de districtsschoolopziener alle verlangde bijstand.
De werking van de commissie strekte zich uit over de volgende scholen:
Openbare school voor gewoon lager onderwijs te Uden;
Openbare school voor gewoon lager onderwijs te Volkel;
Bijzondere school voor gewoon lager onderwijs en meer uitgebreid lager onderwijs bij de Zusters Ursulinen;
evenals
Kinderen die in de gemeente Uden woonachtig de gemeenschappelijke school te Vorstenbosch of andere scholen in aangrenzende gemeenten bezoeken.
Openbare school voor gewoon lager onderwijs te Uden in de Kom;
Openbare school voor gewoon lager onderwijs te Volkel;
Openbare school voor M.U.L.O. te Uden in de Kom;
Bijzondere school voor gewoon lager onderwijs te Uden in de Kom;
Openbare gemeenschappelijke school voor gewoon lager onderwijs te Vorstenbosch, voor zover het betreft in Uden woonachtige kinderen.
Bij het in werking treden van de nieuwe leerplichtwet (wet van 30 mei 1968, staatsblad 303,) per 1 januari 1969 zijn de commissies tot wering van schoolverzuim opgeheven en werd het toezicht op de naleving van de leerplichtwet opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. De commissie bestond bij opheffing uit: H.B. Schenk; J.G.H. Tonus; J.P. Martens; J.J. Dekkers en A. van Boxtel.