In monasterío Bernensi.
Arnoldus Martinuszn, prior van het klooster van Berna bij Huesden, oorkondt, dat heer Godescalcus van Veen, abt van Berna, op zijn ziekbed op bovengenoemde datum door hem voorzien is van de laatste sacramenten, nl. van eucharistie en laatste zalving, in tegenwoordigheid van Bernardus van de Wyel, abts broer Segerus van Veen, Arnoldus (Thyen?) van Outhuesden en Johannes van Wel, abts huisknecht ("cubicularius"), en dat hij zijn testament heeft gemaakt, waarbij hij meerdere legaten schenkt o.a. aan zijn zuster Elisabeth, weduwe van Ghiselbertus Mallant, en waarin sprake is van cijnzen uit goederen en een huis ín Buscumducis op de Oudenhuls, en uit goederen in Oisterwijck, Vechel en Dommelen.
In monasterío Bernensi.
Arnoldus Martinuszn, prior van het klooster van Berna bij Huesden, oorkondt, dat heer Godescalcus van Veen, abt van Berna, op zijn ziekbed op bovengenoemde datum door hem voorzien is van de laatste sacramenten, nl. van eucharistie en laatste zalving, in tegenwoordigheid van Bernardus van de Wyel, abts broer Segerus van Veen, Arnoldus (Thyen?) van Outhuesden en Johannes van Wel, abts huisknecht ("cubicularius"), en dat hij zijn testament heeft gemaakt, waarbij hij meerdere legaten schenkt o.a. aan zijn zuster Elisabeth, weduwe van Ghiselbertus Mallant, en waarin sprake is van cijnzen uit goederen en een huis ín Buscumducis op de Oudenhuls, en uit goederen in Oisterwijck, Vechel en Dommelen.
b. Gedeeltelijk afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.412. W. Hoevenaars heeft van het document, "valde abrasum", slechts ongeveer 15 regels van de in totaal 34 regels kunnen transcriberen.
Nota. De abt stierf volgens het Necrologium Bernense op 11 september.