Rome, apud S. Petrum, 1433, IV nonas marcii, anno secundo.
Arnoldus Martinuszn, kanunnik van Berne, aan wie de paus onlangs na de vrijwillige afstand van Ygramus (Rompot) deze abdij heeft verleend, zonder nochtans een bul daaromtrent te hebben uitgevaardigd, alsmede Gerardus de Greve, eveneens van Berne, verzoeken paus Eugenius IV de afstand van Arnoldus voornoemd te aanvaarden en de abdij, wier jaarlijkse inkomsten 36 zilveren marken bedraagt, te verlenen aan Gerardus voornoemd. Ingewilligd.
Rome, apud S. Petrum, 1433, IV nonas marcii, anno secundo.
Arnoldus Martinuszn, kanunnik van Berne, aan wie de paus onlangs na de vrijwillige afstand van Ygramus (Rompot) deze abdij heeft verleend, zonder nochtans een bul daaromtrent te hebben uitgevaardigd, alsmede Gerardus de Greve, eveneens van Berne, verzoeken paus Eugenius IV de afstand van Arnoldus voornoemd te aanvaarden en de abdij, wier jaarlijkse inkomsten 36 zilveren marken bedraagt, te verlenen aan Gerardus voornoemd. Ingewilligd.