skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic

Archieven

7074 Kleermakersgilde Grave, 1459-1792 (1988)

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het kleermakersgilde
Commissie van het voormalig kleermakersgilde
7074 Kleermakersgilde Grave, 1459-1792 (1988)
Inleiding
Commissie van het voormalig kleermakersgilde
INLEIDING.
De geschiedenis van de commissie van het voormalig kleermakersgilde begint in 1798 als de gilden officieel worden opgeheven en provisionele commissarissen over de voormalige gilden worden gesteld. Voor de voormalige gilden in Grave zijn dit: A.C. Papegaaij, J. van Haaren, F.A. Krieger, L. van Gemert en R. Albers. Zij blijven de goederen van alle ambachten beheren tot 1817. Jaarlijks moeten zij verantwoording afleggen aan het gemeentebestuur.
In 1817 krijgen de kleermakers het beheer over hun goederen terug, al houdt dit geen volledig herstel van de oude rechten in: ook zij krijgen de verplichting om jaarlijks "rekening en verantwoording van hun verrigtingen te doen"(13). Deze verichtingen bestaan uit het verpachten van gronden, het financieel steunen van arme kleermakers en bij gebrek daaraan van behoeftigen van de stad en het financieel beheer van de revenuen. De hoop groeit dat de gilden in ere hersteld zullen worden, maar Willem I beslist anders. Bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1820, nummer 74 worden ze definitief opgeheven en moet in het bestuur van de overgebleven goederen worden voorzien door het gemeentebestuur. Dat benoemt nieuwe commissarissen.
Bij het overlijden van de commssaris van het voormalig kleermakersgilde en oud-burgemeester W.J.M.C. Friezen in 1924 gaat het beheer van de goederen tijdelijk over op het gemeentebestuur.Om dit beheer op een juiste wijze voort te zetten, wordt een onderzoek gedaan naar eventuele bestaande reglementen. Dan blijkt dat het plaatselijk bestuur na 1820 geen regels of bepalingen heeft opgesteld voor het beheer van de goederen, ze heeft alleen nieuwe commissarissen benoemd.
Dat er al die jaren nauwelijks controle was, volgt uit verzoeken om financiële steun die het gemeentebestuur te verwerken krijgt van kleermakers uit de stad. Zij zijn gewend om jaarlijks een bedrag te krijgen en blijkbaar ongeacht hun financiële positie.
De vrijgekomen gelden worden dus opgedeeld, terwijl ze bestemd zijn om kleermakers in nood te steunen, en bij gebrek daaraan de algemene behoeftigen van de stad (14).
Op 21 juli 1924 wordt door de raad het reglement op het beheer der overgebleven fondsen en verdere bezittingen van het voormalig kleermakersgilde aangenomen.Het bestuur zal voortaan bestaan uit een college van commissarissen, bestaande uit één kleermaker, één gemeenteraadslid maar geen kleermaker, en één afgevaardigde uit het college van regenten over de armenfondsen. Voor de benoeming wordt een aanbeveling met dubbeltallen door burgemeester en wethouders aan de raad toegezonden. De gemeenteraad benoemt, schorst en ontslaat de leden. Zij krijgen drie jaar zitting en jaarlijks treedt een lid af dat herbenoemd kan worden (15).
Eind jaren zestig overweegt het gemeentebestuur opnieuw hoe de toekomst van het college er uit moet komen te zien, maar ditmaal gaat het om opheffing van het voormalig kleermakersgilde of voortzetting van de heersende situatie. Door de komst van de Algemene Bijstandswet behoren de commissies op 1 januari 1965 hun werk te staken en op 27 december 1966 gaat er een voorstel van het College van Burgemeesters en Wethouders naar de raad om de voormalige gilden (kleermakers en smeden) op te heffen en hun vermogen over te hevelen naar de gemeente.
Pas op 12 november 1968 valt de definitieve veslissing om de voormalige gilden niet op te heffen. In een brief aan het College van Gedeputeerde Staten in Noord-Brabant lichten burgemeesters en wethouders dit toe. Men is van mening dat de gilden niet als bugerlijke instellingen van weldadigheid kunnen worden aangemerkt. Ze hebben een particuliere grondslag. Bij de opheffing "zouden de vermogensopbrengsten van de beide gilden niet langer explicite kunnen worden aangewend tot het verstrekken van onderstand aan de categorie van hulpbehoevenden, waarvoor deze opbrengsten blijkens de doelstelling van de gilden bij voorrang verleend zijn". Verder heeft de raad zich laten leiden door overweging van historisch aard: "Met name is een lans gebroken voor het handhaven van deze eeuwenoude instelling als tegenwicht in een tijd, waarin algemene vervlakking hoogtij viert" (16). Uit de Gelderlander van maandag 2 januari 1967 valt nog een derde motief op te maken. Volgens raadslid R. van Hooren is opheffing geheel overbodig, "temeer , omdat er ten deze ook maar sprake was van een luttel geldbedrag". De daadwerkelijke opheffing geschiedt nadat de laatste kleermaker in Grave verdwenen is. In 1988 wordt de stichting Voormalig Kleermakersgilde door het bestuur, het college van burgemeester en wethouders, opgeheven. Deze stichting was eerder in 1982 speciaal voor dit doel opgericht. Alleen in deze vorm was een statutenwijziging mogelijk, waarbij de gelden om niet aan de gemeente konden worden overgedragen. Maar wel onder de voorwaarde, dat "mocht er nog aan personen vanuit de plaatselijke kleermakers of smeden op redelijke gronden nog onderstand geboden moeten worden de gemeente daartoe de verplichting op zich neemt zo het bestaande sociale verzekeringsstelsel daarin niet zouvoorzien"(17).
HET ARCHIEF.

Van het commissiearchief berust een deel van de originele stukken van na 1976 bij de secretarie van de gemeente Grave. Bij het streekarchief zijn de archiefstukken aanwezig van 1798 - 1811 en 1940 - 1976. Jammer genoeg is de overdracht van deze laatste archivalia naar het archief nooit op papier bevestigd en weet niemand meer te zeggen wanneer dit is gebeurd. Die van 1798 - 1811 zijn altijd bewaard bij het archief van het kleermakersgilde. Van de bescheiden die de commissarissen en de kleermakers hebben beheerd tussen 1812 - 1940 is nergens een spoor terug te vinden.
Voor de periode tot 1940 zijn gegevens over de voormalige gilde te vinden bij de bijlage van de rekeningen, met name de ter controle ingestuurde rekeningen van de commissie, en in het nieuwe administratief archief van de gemeente Grave, inventarisnummers 1039 - 1044. Voor de tijd vanaf 1929, de invoering van de registratuur in Grave, kunnen geïnteresseerden terecht bij het secretariearchief van de gemeente Grave. De stukken van na 1976 zijn voorlopig in kopievorm bij het archief gevoegd. De overdracht hiervan maar het streekarchief moet nog geregeld worden. Momenteel is de lengte van het archief 0,5 meter.
Het gedeelte 1940 - 1976 is van oorsprong alfabetisch geordend geweest, op naam van de persoon waarmee is gecorrespondeerd. Aangezien dit voor ons niets zegt over het karakter van de bescheiden is gekozen voor een nieuwe ordening, die zoveel mogelijk overeenkomt met de ordening die is toegepast bij het kleermakersarchief. De functie van de heer is na 1811 op bestuurlijke gebied overgenomen door het rijk en verantwoordelijke voor het reilen en zeilen van het voormalige gilde is volgens opeenvolgende wetten het gemeentebestuur geworden. Bij de taken van het bestuur is alleen de bewaking van beroepsvoorschriften en de kwaliteit van de producten vervallen met het opheffen van de gilden. Regelingen daaromtrent zijn na 1798 vervat in algemene wetten.

Kenmerken

Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch