Toch waren er onder invloed van de denkbeelden van de Verlichting ook meningen ontstaan die juist stelden dat de overheid wel degelijk een taak op dit gebied had. Immers de bedeling was in de afgelopen eeuwen juist eerder oorzaak van vermeerdering dan van vermindering van de armoede.
1. de ondersteuning van armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid;
2. de burgerlijke armenzorg mag een arme slechts ondersteunen wanneer hij/zij die niet van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid verkrijgen kan;
3. de burgerlijke armenzorg mag slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid ondersteunen;
4. gemeentelijke subsidie aan instellingen van weldadigheid moet tot een minimum beperkt blijven;
5. de kerkelijke particuliere instellingen van weldadigheid behouden hun absolute zelfstandigheid.
1. overheidsinstellingen;
2. kerkelijke instellingen;
3. bijzondere niet-kerkelijke instellingen;
4. instellingen van gemengde aard;
Aan ondersteuning worden nieuwe voorwaarden verbonden zoals de onderhoudsplicht door bloedverwanten alsmede de inschakeling in het arbeidsproces. Als je in staat was om te werken moest ondersteuning zoveel mogelijk geschieden in de vorm van loon voor arbeid. De te verstrekken ondersteuning mocht de grens van het voor het levensonderhoud noodzakelijke niet overschrijden.