skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Archieven

52 Gevangenissen in 's-Hertogenbosch, 1815-1975

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht * 
Tijdens de Republiek ressorteerden rechtspraak en gevangeniswezen onder gewestelijke of locale overheden. Pas na de inlijving bij Frankrijk kwam er door invoering van het Franse Wetboek van Strafrecht (Code Pénal) en het Wetboek van Strafvordering (Code d'Instruction Criminelle) eenheid van recht. Op 1 maart 1811 werd in de Hollandse departementen-Brabant was al in 1810 bij Frankrijk ingelijfd-het "Arrêté sur l'Organisation des Prisons" van 20 oktober 1810 van kracht, tegelijk met de Franse wetgeving. Dientengevolge werd het gevangeniswezen gecentraliseerd en werd het beheer van de gevangenissen een rijkstaak. Het "Arrêté" bepaalde dat er vijf soorten gevangenissen moesten komen. De indeling hiervan hing nauw samen zowel met de Franse rechterlijke organisatie van hoven van assisen, rechtbanken van eerste aanleg en vredegerechten, als met de verdeling van strafbare feiten in drie categorieën van de Code Pénal, te weten de "crimes" (misdrijven), de "délits" (wanbedrijven) en de "contraventions" (overtredingen). Men onderscheidde de volgende gevangenissen:
- Maisons de police municipale (Huizen van Politie). Deze waren gevestigd in ieder kanton en bestemd voor het opnemen van personen die door de politiegerechten wegens overtredingen tot een gevangenisstraf van maximaal vijf dagen waren veroordeeld, van voor verhoor in verzekering gestelden en van gedetineerden, die op transport waren naar een andere inrichting (passanten).
- Maisons d'arrêt (Huizen van Arrest). Deze waren gevestigd in ieder arrondissement en bestemd voor het opnemen van personen die van wanbedrijven of misdrijven verdacht werden en die in afwachting van berechting door een rechtbank van eerste aanleg of een hof van assisen, in verzekerde bewaring waren gesteld.
- Maisons de justice (Huizen van Justitie). Deze waren gevestigd in ieder departement en bestemd voor het opnemen van personen die door een hof van assisen waren veroordeeld.
- Maisons de correction (Huizen van Correctie). Deze waren gevestigd (één of meer) in ieder departement en bestemd voor het opnemen van personen die door een rechtbank van eerste aanleg tot een gevangenisstraf van maximaal één jaar waren veroordeeld, van gegijzelden wegens schulden, van personen opgesloten op last van de "police administrative", van kinderen opgesloten op verzoek van hun familie, en van prostituées.
- Maisons de détention (Tuchthuizen). Deze waren gevestigd op nader te bepalen plaatsen en bestemd voor het opnemen van personen, die door rechtbanken van eerste aanleg tot een gevangenisstraf van minimaal één jaar, of door hoven van assisen waren veroordeeld.
De administratie en het beheer over deze inrichtingen was vanaf 1810 aan de prefecten van de departementen toevertrouwd, die het toezicht aan de onderprefecten opdroegen. Samen vormden zij de bestuurslaag tussen de minister van binnenlandse zaken en de gemeentebesturen. Een op voorstel van de prefect door de overheid aan te stellen plaatselijk college (Conseil gratuit et charitable des Prisons) was belast met de dagelijkse inspectie. De burgemeester van de standplaats was ambtshalve voorzitter van deze uit vijf leden bestaande conseil, waarvan de procureur des keizers ook deel uitmaakte. De conseils waren belast met de dagelijkse inspectie. Na het vertrek van de Fransen en het herstel van de onafhankelijkheid bleef de Code Pénal van kracht. Dit zou tot 1886 duren.
In 1814 werd de "Provisionele Instructie voor de Colleges van Regenten over de Gevangenissen" uitgebracht. *  De voormalige conseils, inmiddels commissies van weldadigheid (voorheen raden van liefdadigheid geheten), werden door colleges van regenten van zeven personen vervangen. Ook nu weer zat de burgemeester van de standplaats dit college voor, terwijl de officier van justitie van de rechtbank van eerste aanleg er ambtshalve lid van was. De colleges vergaderden minstens één keer per maand en benoemden uit hun midden een secretaris en een tresaurier, van wie de laatste een honorarium ontving. De leden werden op voordracht van de voorzitter benoemd door de minister waaronder het gevangeniswezen op dat moment ressorteerde. De colleges oefenden het dagelijks bestuur uit.
In de Franse tijd benoemden de prefecten de cipiers, die met het daadwerkelijk bestuur van de strafinstellingen werden belast. Vanaf 1815 benoemden gedeputeerde staten hen op voordracht van de colleges van regenten. Dit veranderde in november 1821 toen de organisatie van het gevangeniswezen op een nieuwe leest werd geschoeid. *  Sindsdien heette het gestichthoofd van de strafgevangenissen commandant en van de andere instellingen cipier. Later kwam de benaming "directeur" voor alle instellingen gezamenlijk steeds meer in zwang.
Deze reorganisatie uit 1821 legde naast de invoering van uniforme regels ten aanzien van voeding, kleding, verzorging en andere huishoudelijke zaken, grote nadruk op de productieve arbeid van de gevangenen, om zo de kosten te drukken. In de hierboven genoemde indeling der gevangenissen veranderde er weinig. Nieuw was wel de bepaling dat naast burgers voortaan ook militairen in de gevangenissen konden worden ondergebracht. Er kwamen strafinrichtingen voor langgestraften enerzijds, en voor onveroordeelden en kortgestraften anderzijds.
Strafinrichtingen voor langgestraften
Strafinrichtingen voor onveroordeelden en kortgestraften
52 Gevangenissen in 's-Hertogenbosch, 1815-1975
Inleiding
Historisch overzicht1
Strafinrichtingen voor onveroordeelden en kortgestraften
- Huizen van bewaring. Deze waren bestemd voor het opnemen van personen die wegens overtredingen tot gevangenisstraf waren veroordeeld, personen die wegens wanbedrijven waren veroordeeld en verder gegijzelden om schulden en passanten. In elk kanton moest een huis van bewaring zijn.
- Huizen van arrest. Deze waren bestemd voor het opnemen van personen, die in verzekerde bewaring waren gesteld, op verdenking van wanbedrijf of misdaad. Huizen van arrest moesten aanwezig zijn bij rechtbanken van eerste aanleg.
- Huizen van justitie. Deze waren bestemd voor het opnemen van personen, die in verzekerde bewaring waren gesteld, omdat zij beschuldigd waren van misdrijven of wanbedrijven, maar in hoger beroep waren gegaan. Huizen van justitie moesten aanwezig zijn in de arrondissementshoofdplaatsen, meestal gecombineerd met de huizen van arrest.
- Provoosthuizen. Deze waren bestemd voor het opnemen van militairen, die verdacht of veroordeeld waren wegens misdrijven of wanbedrijven. Het betreft dus militairen, die opgesloten waren om dezelfde redenen als burgers in de huizen van arrest of justitie. Provoosthuizen moesten gevestigd zijn bij de krijgsraden.
Huizen van arrest, van justitie en provoosthuizen konden tot een "burgerlijk en militair huis van verzekering" worden samengevoegd. Ook kon een huis van bewaring er deel van uitmaken. Voor de afdelingen waar veroordeelden werden ingesloten, werd de term "strafgevangenis" gebruikt.
Het bestuur werd gevormd door een college van regenten ofwel een commissie van administratie. Deze laatste term was voorbehouden aan de bestuurscolleges van grotere strafinstellingen. Aan het eind van de 19e en in het begin van 20e eeuw worden de bestuurscolleges toch weer college van regenten genoemd. Na de hervorming van 1821 diende het bestuurscollege tenminste uit vijf leden te bestaan. Er werd eenmaal in de twee weken, formeel onder voorzitterschap van de gouverneur des konings, vergaderd. De leden werden op voordracht van de burgemeester en door tussenkomst van de gouverneur door de minister benoemd. Het bestuur had grote bevoegdheden en was volledig verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in de inrichtingen. Belangrijke besluiten moesten aan de gouverneur ter goedkeuring worden voorgelegd, terwijl tot 1852 alle correspondentie met het ministerie ook via hem liep. Nadien werd de correspondentie met uitzondering van belangrijke zaken rechtstreeks aan de bestuurscolleges toegezonden. Het bestuurscollege moest de strafinrichtingen beheren, de huishoudelijke dienst goedkeuren en op orde en tucht toezien. Het college stelde een reglement op, dat door de gouverneur moest worden goedgekeurd. Al het gevangenispersoneel was aan het college ondergeschikt.
In 1851 werd de mogelijkheid ingevoerd van eenzame opsluiting van gedetineerden, het zogenaamde cellulaire systeem. *  Aan de invoering van de cellulaire opsluiting lag de gedachte ten grondslag dat celstraf criminele besmetting en onzedelijkheid zou beperken. Zodoende kwamen er vanaf die tijd ook speciale cellulaire gevangenissen.
In 1886 werd een nieuw wetboek van strafrecht ingevoerd, waardoor de in 1811 ingevoerde franse code pénal buiten werking werd gesteld. Het nieuwe wetboek maakte slechts een onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. Het oude onderscheid misdrijven, wanbedrijven en overtredingen verviel. Hierdoor moest ook het gevangenisstelsel gereorganiseerd worden. Dit geschiedde in 1884 en 1886. *  De wet onderscheidde de volgende gevangenissen:
- huizen van bewaring. De waren bestemd voor hen die straffen van hechtenis of van militaire detentie moesten ondergaan, en voor allen die op een andere wijze door een rechterlijke uitspraak van hun vrijheid waren beroofd, bijvoorbeeld door gijzeling.
- strafgevangenissen onder te verdelen in:
Gewone strafgevangenissen voor de tenuitvoerlegging van burgerlijke en militaire gevangenisstraffen;
Bijzondere strafgevangenissen voor straffen van meer dan vijf jaar; gevangenen die jonger waren dan achttien jaar of ouder waren dan zestig jaar. Zieken werden hier ook opgenomen, omdat zij hun detentie niet in eenzaamheid mochten ondergaan.
- Passantenhuizen. Deze waren bestemd voor het tijdelijk onderbrengen van gedetineerden.
De wet bouwde voort op de regeling van 1821. De huizen van bewaring 'nieuwe stijl' waren een voortzetting van de eertijds in de burgerlijke en militaire huizen van verzekering samengevoegde gestichten en huizen van bewaring 'oude stijl'. De gewone en de bijzondere strafgevangenissen vervingen de huizen van reclusie en tuchtiging. Naast gevangenissen kwamen er rijkswerkinrichtingen voor bedelaars, landlopers en souteneurs.
Ook in bestuurlijk opzicht veranderde er wat. Bij ministerieel schrijven werden de commissarissen des konings van hun voorzitterschap van de colleges van regenten ontheven. Vervolgens werd op 31 augustus 1886 een "algemene maatregel van inwendig bestuurvoor de nederlandse gevangenissen" afgekondigd. *  Het beheer van de inrichtingen kwam te berusten bij een directeur, die onder de colleges van regenten kwam te ressorteren. Deze colleges, waarvan de leden en de voorzitter op voordracht van de leden zelf door de koning werden benoemd, dienden uit minstens drie personen te bestaan. Het college hield toezicht op alle de inrichting betreffende aangelegenheden. De met het dagelijks beheer belaste directeur was aan dit college ondergeschikt. Hij was verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken, de bewaking, de veiligheid en de orde en tucht. De directeur werd benoemd door de koning, het personeel door de minister van justitie. De positie van de directeur werd na 1886 geleidelijk versterkt ten koste van die van het bestuur. Zo kon hij sinds 1920 als adviserend lid deel uitmaken van het college van regenten. In 1941 werd bepaald dat alle werkzaamheden en beslissingen krachtens de gevangenismaatregel aan het inrichtingsbestuur opgedragen, voortaan tot de competentie van de directeur zouden behoren. Vanaf die tijd mocht hij zonder tussenkomst van de colleges van regenten met het departement corresponderen.
Hoewel nederland niet rechtstreeks bij de eerste wereldoorlog was betrokken had deze toch gevolgen voor het gevangeniswezen. De zogenaamde "noodwet" van 1918, bedoeld om de toestroom van gedetineerden tijdens de eerste wereldoorlog (veel smokkelaars en dergelijke) te kunnen verwerken, betekende een eerste inbreuk op het organisatieschema van 1886. *  Deze wet stond toe dat alle soorten straf in alle soorten gestichten konden worden uitgezeten, mits de sexen van elkaar gescheiden waren en zoveel mogelijk ook de categorieën ingeslotenen. Gedurende de periode 1918-1940 greep men in de dagelijkse praktijk grotendeels weer terug op de situatie zoals die vóór de noodwet van 1918 was geweest. Wel werd bijvoorbeeld het principe dat gevangenisstraf cellulair moest worden ondergaan, doorbroken.
Op het moment dat in 1810 een centrale regeling van het gevangeniswezen werd ingevoerd, bestonden er in 's-Hertogenbosch twee strafinrichtingen, de oude gevangenpoort-in 1813 buiten werking gesteld-en het in 1806 gebouwde tuchthuis. Omdat 's-Hertogenbosch een stad was waar zich veel rechterlijke instanties-vredegerecht / kantongerecht, rechtbank van eerste aanleg / arrondissementsrechtbank, hof van assisen / (provinciaal) gerechtshof, krijgsraad-bevonden en tevens hoofdplaats was van een arrondissement, waren alle hiervoor genoemde strafinstellingen in de diverse perioden aldaar aanwezig. Deze situatie bleef zo gedurende de gehele negentiende en twintigste eeuw tot aan 1940 toe. De periode daarna valt buiten het tijdvak waarin deze archieven gevormd werden.

Brabants Historisch Informatie Centrum, 2006
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen * 
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1815-1975
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Openbaarheid:
Deze toegang bevat een of meer stukken die tot 1 januari 2052 niet zonder meer openbaar zijn.
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.

Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.