Nadat in 1787 het raadhuis gereed kwam, kreeg "de casse" waarin het archief was geborgen, een plaats op de raadkamer. Voordien stond bedoelde kist bij een van de schepenen thuis, In 1699 bij Govert van de Laeck. Er zaten 3 sloten op waarvan de sleutels door 3 schepenen werden bewaard (Zie inv.nr. 419).
De archiefkist bleef tot 1836 in gebruik. De sleutels waren toen in handen van de burgemeester en assessoren (wethouders). Nadien is het archief geborgen in 4 kasten op de raadkamer en de secretarie. Iedere kast had 5 banken”. Volgens de gemeentelijke jaarverslagen van 1851 tot 1877 zijn de archieven in een goede staat en wordt de bestaande inventaris jaarlijks bijgewerkt. (Zie inv.nr. 2438).
In 1884 verschijnt de rijksarchivaris ten tonele die jaarlijks van de gemeentearchieven verslag uitbrengt en zorgt, dat de archiefstukken van de voormalige schepenbank ter uitvoering van het KB van 9 oktober 1883 naar ’s-Hertogenbosch worden overgebracht. In 1923 volgende doop-, trouw- en begraafboeken periode 1611-1819.
De archivaris in Noord-Brabant, mr. Krom, heeft in 1884 een voorlopige beschrijving gemaakt, waarbij hij het oud archief tot 1813 indeelt in letters A t/m H voor de hoofdverdelingen en per letter beschrijvingen geeft, meer naar de uiterlijke vorm dan naar de inhoud. Deze letters vinden we op de archiefbescheiden, geschreven met blauw krijt. Op het verzoek van de opvolgende provinciale archivaris A.C. Bondam, deze inventaris te laten drukken naar het voorbeeld van Heusden en Oosterhout, is niet ingegaan.
Het gemeentelijk jaarverslag van 1925 verhaalt, dat het archief is opgeborgen in de kadasterkamer en dat ordening door een terzake deskundig persoon, wenselijk is.
In 1928 stelt de Rijksarchivaris in Noord-Brabant mr. Smit, het gemeentebestuur van Liempde voor, om samen met de gemeenten Bladel, Roosendaal en Oisterwijk tot een oplossing te komen, hun archieven te laten inventariseren door mr. Mommers.
De gedachte aan een gemeenschappelijke regeling voor de zorg van oude archieven in Noord-Brabant blijkt aldus al vroeg te hebben geleefd.
Tijdens de verbouwing van het gemeentehuis in 1975 is het archief tijdelijk gedeponeerd in de bewaarplaats van de Provincie en daarna geborgen in nette dozen met dito opschriften.
Verantwoording van de inventarisatie
Bij de aanvang van de inventarisatie was het archief stofvrij geborgen in nieuwe dozen, voorzien van nette omschrijvingen, zodat het geheel een verzorgde indruk maakte.
De inhoud van de dozen bleek in veel gevallen een chaos. Bovendien waren stukken uit de 17e-18e eeuw veelal vermengd met vrij recente bescheiden. Deze toestand moet in 1923 al hebben bestaan, gezien bovenstaande beschrijving in de geschiedenis van het archief. Hierdoor was het niet verantwoord zoals van de andere archieven van het Streekarchivariaat eerst een inventaris samen te stellen van het nieuwere archief na 1811. Gekozen moest worden voor één-bewerking van het gehele archief van vóór 1940, weliswaar gesplitst in twee gedeelten; van vóór en van na 1811.
Het gedeelte van na 1811 is gebaseerd op het door de Minister van Binnenlandse Zaken voorgeschreven inventarisatieschema van 1948; het gedeelte van vóór 1811 in grote lijnen ook, maar aangepast aan de aard en inhoud van de bescheiden. Aan het gedeelte van vóór 1811 is een namenklapper toegevoegd van de in de inventaris beschreven personen en van de functionarissen.
Liempde, februari 1986
Boxtel, 2004
W.H. Cornelissen, Streekarchivaris
W.N.H. Doyen, Archiefambtenaar