Ravenstein dankt zijn ontstaan en zijn naam aan Walraven van Valkenburg, die in de tweede helft van de veertiende eeuw heer van Herpen (het latere Land van Ravenstein) was. In 1355 kreeg hij het recht om tol te heffen aan de Maas. Dat gebeurde op een plaats waar een eilandje in de rivier lag, de latere Middelwaard. In 1360 besloot hij zijn kasteel te verplaatsen van Herpen naar de plek waar de tol geheven werd. Daar liet (Wal)Raven zijn ‘stein’ (kasteel) bouwen en zo is het stadje aan zijn naam gekomen.
Tot de Franse Tijd was het de hoofdstad van het Land van Ravenstein, een zelfstandige heerlijkheid die geen deel uitmaakte van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In 1794 werd de heerlijkheid door de Fransen in bezit genomen en bij de Franse republiek ingelijfd. In 1800 werd Ravenstein door de Fransen aan de Bataafse Republiek verkocht. Na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden werd het stadje een zelfstandige gemeente met een oppervlakte van ruim 30 ha en iets meer dan 900 inwoners.
De gemeente Ravenstein heeft steeds het wapen gevoerd dat de Hoge Raad van Adel op 16 juli 1817 bevestigde: “Zijnde van zilver, beladen met een raav van sabel, staande op een steen van lazuur. Het schild gedekt met een kroon van goud en vijf fleurons van hetzelfde”. De herindelingen van 1923 en 1941 hebben daar geen verandering in gebracht.
De Latijnse school (opgericht 1752) werd gefinancierd uit de opbrengsten van de Ravensteinse Loterij en heette Gymnasium Aloysianum. Dit diende oorspronkelijk als kleinseminarie en heeft bestaan tot 1878. Geleidelijk kwam het gebouw in gebruik als raadhuis, maar in 1905 werd het gesloopt en kwam er een raadhuis voor in de plaats, ontworpen door H.J. Caners.
Na 1860 begonnen zich bedrijven te ontwikkelen. Het betrof een koren- en schorsmolen, een gasfabriek uit 1867, een boterfabriek uit 1876 en een smederij. In 1857 werd een korenmolen gebouwd op het v.m. bastion Utrecht, die in 1863 van stoomtuig werd voorzien. In 1852 startte de schoenmakerij van Suermont die tot de RAVO-fabriek zou uitgroeien (tot de sluiting in 1982).
De bouw van de spoorbrug in 1874 en de opening van de spoorlijn ’s-Hertogenbosch – Nijmegen in 1881 zijn tekens van een nieuwe tijd.
De lijn werd aangelegd en geëxploiteerd door de Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorweg- Maatschappij (1872-1892). De lijn is oorspronkelijk enkelsporig aangelegd. De Edithbrug over de Maas bij Ravenstein herinnert daar nog aan. Het begin van de exploitatie was vanaf 4 juni 1881.
Sinds 1881 is het spoorwegstation Ravenstein een feit.
In 1923 werd de gemeente Ravenstein groter door de toevoeging van Deursen-Dennenburg, Dieden-Demen-(Neer)Langel en Huisseling-Neerloon. In 1941 kwam Herpen (met Koolwijk en Overlangel) die combinatie verder versterken.
Brabants Historisch Informatie Centrum