skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

Archieven

2095 Norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal, 1271-1900

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
2095 Norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal, 1271-1900
Inleiding
Historisch overzicht
1 Stichting in Vroenhout

Norbertus van Xanten of van Gennep stichtte in 1120 in Prémontré ten noordoosten van Laon een gemeenschap van volgelingen. Ze namen de regel van Augustinus als richtsnoer en vormden zodoende een convent van reguliere kanunniken: premonstratenzers, norbertijnen of witheren geheten. Deze nieuwe vorm van kloosterleven had snel succes. Nog tijdens Norbertus’ leven ontstonden meerdere conventen. In de beginperiode van de orde waren dat dubbelkloosters, gemeenschappen die uit mannen en vrouwen bestonden. Vanuit de kerkleiding en de orde werd dit samenwonen in één gebouw op den duur als onwenselijk gezien. Rond 1140 viel het besluit deze kloosters op te delen in afzonderlijke mannen- en vrouwenkloosters. Veel afgescheiden vrouwenkloosters konden zich onvoldoende redden en verdwenen geruisloos.
In 1271 had zich een groep vrouwen verenigd bij Wouw, niet ver van Roosendaal. In dat jaar wendde een zekere Servatius van Breda zich tot het generaal kapittel van de norbertijnen met het verzoek deze vrouwen te laten aansluiten bij de orde. Dit werd toegestaan op voorwaarde dat de abt van Prémontré vaderabt over de zusters zou zijn. Hij zou er als zijn plaatsvervanger een proost aanstellen voor de geestelijke zaken, die na het overlijden van Servatius zich ook met de financiële zaken zou gaan bezighouden. De oorsprong van deze groep zusters, die hun klooster Sint-Catharinadal noemden, is wellicht de Sint-Michielsabdij van Antwerpen, die na het besluit tot ontdubbeling, haar zusters een andere huisvesting gaf: rond 1150 in het Maria Magdalenaklooster in Antwerpen, dat een eeuw later verplaatst werd naar Zandvliet. Enkele zusters uit Zandvliet hebben mogelijk (mede) aan de basis gestaan van Sint-Catharinadal.

2 Vestiging in Breda

Het klooster genoot van aanvang af de bescherming van de heren van Breda. De omstandigheden in Wouw lieten te wensen over (overstromingen), waardoor het convent in 1295 verhuisde naar Breda. Net buiten de stadsmuur werd een nieuw klooster gebouwd. Tot 1308 woonden ze daar, verenigd met het gasthuis van de stad. De combinatie van contemplatie in afzondering en ziekenzorg was niet gelukkig, zodat deze vereniging in laatstgenoemd jaar ontbonden werd. Het goederenbezit steeg gestaag, de proosten verdwenen en de priorinnen traden steeds eigenmachtiger op. Privébezit werd toegestaan en het kloosterslot niet in acht genomen. De band met de orde vervaagde.
Geheel in de lijn met het aantrekken van de teugels elders werd ook in Sint-Catharinadal een hervorming doorgevoerd. Graaf Jan van Nassau, heer van Breda, bereikte dat de paus in 1461 tot een grondige hervorming besloot. Het kloosterslot werd weer ingevoerd, privébezit verboden en de particuliere dienstboden ontslagen. Van de twaalf zusters besloten er drie het convent te verlaten. Van elders kwamen augustinessen over om een passende leefwijze in het klooster te introduceren. De functie van proost werd niet opnieuw ingesteld. De zusters konden naar eigen believen biechtvaders aanstellen. De priorinnen bleven aan de leiding. De band met de orde was hersteld.
Rond 1500 werden de bouwactiviteiten afgerond die ten gevolge van de hervorming waren aangevangen. In 1504 werd de nieuwe kloosterkerk ingewijd. Wezenlijk anders werd de situatie voor de zusters wegens de uitleg van de stad. Door de uitbreiding kwam het kloostergebouw binnen de nieuwe stadmuur te liggen en viel veel kloostergoed ten prooi aan de naburige nieuwbouw. De grote stadsbrand van 1534 was opnieuw aan aanslag op de inkomsten van de zusters.
Ze probeerden vanaf die tijd hun financiën wat te verbeteren met het houden van dagschool die later tot pensionaat werd uitgebreid. De koorzusters waren bij deze en andere contacten met de buitenwereld afgezonderd van de leken- of buitenzusters.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog deelde het convent in de wisselvalligheden van de stad: van 1567-1577 Spaans, van 1577-1581 Staats, van 1581-1590 Spaans. Spanje én Oranje beschermden het klooster. In 1590 konden de Staatsen door de list met het turfschip de stad weer in handen krijgen. De gereformeerden namen nu het bestuur over en het verbod novicen aan te nemen bedreigde het klooster met uitsterven. In 1623 was priorin Johanna van der Stegen de enig overgebleven zuster. Zowel de Staatsen als de Prins van Oranje zelf lieten begerige blikken vallen op de kloostergoederen. In 1625 wisten de Spanjaarden Breda te heroveren. Het klooster werd nieuw leven ingeblazen door enkele norbertinessen van Besloten Hof in Herentals en door de nieuwe proost, Dionysius Mudzaerts, die in 1630 in dat ambt werd aangesteld. Met het wederom aantreden van de Staatsen, na de inname van Breda in 1637 door Frederik Hendrik, kwam het klooster weer in de gevarenzone. De zusters waren in Breda niet te handhaven. De proost kocht de Blauwe Camer, een kasteeltje in Oosterhout in het Land van Breda, waarheen ze in 1647 verhuisden. Intussen was de proost doorgegaan met het aanleggen van een andere ontsnappingsroute: de stichting van een refugiehuis in Antwerpen. Dit was nu voor de redding van Sint-Catharinadal niet meer nodig. Het groeide uit tot een zelfstandig norbertinessenklooster onder leiding van de prelaat van de Sint-Michielsabdij.

3 Naar Oosterhout

De bescherming van Frederik Hendrik en zijn gemalin Amalia van Solms werd door de opvolgende stadhouders in ere gehouden. Dit betekende dat het klooster als enige in de Republiek kon voortleven. In 1672 mochten de zusters wegens de inval van de Fransen tijdelijk terugkeren naar hun beter beschermde klooster in Breda. Dit intermezzo was van korte duur want na het wegvallen van de Franse dreiging moest het convent de terugweg naar Oosterhout bewandelen en het onttakelde klooster in Oosterhout herbouwen. Het voortbestaan daar liep nog met regelmaat gevaar.
Onder de Bataaafse Republiek (1795-1806) en het Koninkrijk Holland (1806-1810) was er geen angst voor opheffing. Na de inlijving bij het Franse keizerrijk in 1810 konden de zusters het vege lijf redden door zich direct maatschappelijk nuttig te maken in het onderwijs voor arme kinderen. Ook na het vertrek van de Fransen wisten ze hun erkenning te behouden. Vanaf 1841 konden ze hun aantal weer onbeperkt uitbreiden.
De band met de orde was sinds het teloorgaan van de Zuid-Nederlandse abdijen verbroken. De apostolisch vicaris van Breda vervulde vanaf 1803 de functie van apostolisch gedelegeerde voor Sint-Catharinadal. Proosten kwamen nog wel uit de opgeheven abdijen, maar hun assistenten, de vicarissen, waren veelal wereldheren. Proost Brouwers van de abdij van Berne (1837-1862) was dermate doorgeschoten in zijn zucht naar versterving dat de bisschop van Breda, Van Hooydonck, als apostolisch gedelegeerde moest ingrijpen. Aartsbisschop Zwijsen van Utrecht zette als apostolisch visitator van Sint-Catharinadal de proost zelfs af. Tijdens zijn bewind stichtten de zusters een school in Neerpelt, die in 1857 tot klooster uitgroeide en in 1920 zelfstandig werd.
Ondanks vele contacten met de orde via norbertijner proosten en vicarissen was de band met de ordeleiding nog niet hersteld. Dit gebeurde pas in 1928 waarbij de abt van Tongerlo benoemd werd tot vaderabt.

Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Lijst van priorinnen tot 1900
Lijst van proosten tot 1900
Regesten

Kenmerken

Datering:
1271-1900
Vindplaats origineel:
Depot priorij Sint-Catharinadal, Oosterhout