De schepenen, borgemeesters, de kerk- en de heiliggeestmeester, gezworenen en notabele inwoners van de vrijheid Lommel oorkonden dat zij van Rombout Colibrant, prelaat van Postel, 2000 Rijnsgulden geleend hebben en daarmee diverse renten afgelost, met name een van 1200 gulden aan Jan Laureyssen te ’s-Hertogenbosch, een van 400 gulden aan Dionijs Melis, prior van Huibergen, en een van 400 gulden aan Peter Mertens te ’s-Hertogenbosch, in ruil waarvoor zij krachtens octrooi van de Raad van Brabant van 5 juni 1605 om ten laste van de vrijheid 6000 gulden op te nemen, beloven aan Postel een erfrente van 100 gulden per jaar te betalen.
Schepenen van Arendonk oorkonden dat Beatrijs, Heilwijch, Katrijn en Marij Katrijnen Loevens dochters een jaarlijkse erfrente van een mud rogge verkocht hebben aan Jan Baten jr.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Wouter Joest Hulzelmans verklaarde dat hij en zijn voorzaten schuldig waren aan het godshuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een huis en hof in Bladel, gelegen aan goed van Postel, aan de Kerckwech en aan De Plaetze te Bladel.
Schepenen van Lommel oorkonden dat Jan van Mol overgedragen heeft aan Mari Goyaert Maes, een erfrente van twee gulden per jaar op een beemd te Lommel op het Wijerken, palend aan Berbel Goyns, aan Jutte Vekens en aan de straat.
Filips van Bourgondië, hertog van Brabant, vidimeert, bevestigt en vernieuwt, na controle door de kanselier en de Grote Raad en door de kanselier, de Raad en de Rekenkamer van Brabant, de oorkonden van zijn voorgangers hertog Jan II, van 13 juni 1305, en hertogin Johanna, van 29 juni 1378, waardoor het godshuis van Postel bevestigd werd in het ongestoord bezit van zijn oude en nieuwe eigendommen.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Katelijn Henrix Dircx dochter overgedragen heeft aan Steven Peters Hasen soen te Reusel een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met erop staand huis in Bladel en uit een stuk land geheten Die Valkenere daar
De Raad van Brabant veroordeelt op verzoek van de prelaat van Postel de pachters van enkele klampen van de grote en kleine tiend van Someren, te weten Jacob Fabri uit Helmond, Huybrecht zoon van meester Jan Verdysseldonck uit Someren, jonker Jan Wyffliet uit Asten en Goyaert Jan Goyaertssen uit Lierop, tot betaling van de boete zoals in hun pachtcontract was vastgelegd, met betaling van de proceskosten. Gegeven te Brussel.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan Vrancken verklaarde dat hij en zijn voorzaten schuldig waren aan het godshuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een goed met opstallen in Bladel aan de gemeint.
Hertog van Alva, luitenant, gouverneur en kapitein-generaal van de Landen van Herwaarts over, geeft toestemming aan de abt van Floreffe wegens het overlijden van frater Jehan de Buyle het huis en het gasthuis Postel onder leiding te stellen van de door de abt voorgedragen Hubert Symonart.
Jacobus de Fine, clericus van Kamerijk en keizerlijk notaris, instrumenteert dat Gerardus de Eyck, zoon van Rutgerus, wonend in 's-Hertogenbosch, zijn testament gemaakt heeft waarbij hij aan de kerk van Sint-Lambertus in Luik 7 stuiver legateert, aan de kerkfabriek van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch 6 rijnsgulden, aan drie (zielzorgende?) kapelanen van de Sint-Jan 7 stuiver en aan diverse personen en vrome instellingen legaten zoals in zijn volledig uitgeschreven testament beschreven is. Zijn executeurs-testamentair na zijn dood moeten 112 rijnsgulden betalen aan het huis van Postel en een stukje beemd in Someren overdragen dat toegevoegd moet worden aan de hoeve van Postel daar, geheten Ter Hostadt, ten behoeve van de pachter zonder de mogelijkheid dit te vervreemden of te belasten. Bij niet naleving moet een derde ervan naar het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch gaan, een derde naar de Tafel van de Heilige Geest daar en een derde naar die van Someren. Hij legateert aan zijn natuurlijke dochter Elizabeth en aan Gertrudis, dochter van Henricus Beyers, een erfcijns van 50 rijnsgulden onder nadere voorwaarden, waarbij de cijns kan vervallen aan het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch, het huis van Postel, de arme fraters en de Tafel van de Heilige Geest en de predikheren in 's-Hertogenbosch. Als executeurs-testamentair benoemt hij heer Henricus Mathei de Zoemeren en Henricus sBruynen, gebeneficieerde priesters in de Sint-Jan, en Margareta de Ghemart, begijn in 's-Hertogenbosch. Gedaan in het woonhuis van de notaris in 's-Hertogenbosch voorbij het klooster van de minderbroeders tegenover het klein begijnhof, met als getuigen Godefridus Byerkens zoon van Godefridus, Johannes de Loen zoon van Ghiselbertus scriniparus (schrijnwerker) en Michael zoon van Rodolphus de Leende, statuarius (beeldhouwer) van 's-Hertogenbosch.