Paus Clemens VII oorkondt aan Henricus Peregrini, kanunnik van het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, meester in de kunsten, dat hij hem van alle kerkelijke straffen ontslaat en hem tot co-adjutor aanstelt van Gerardus Eyck, kanunnik en cantor van het kapittel, omdat die meer dan zestig jaar is en het ambt van cantor niet meer kan vervullen. Hij ontslaat Gerardus van alle verplichtingen, verbonden aan kerkelijke beneficies. Hoewel de cantorij een enkelvoudig beneficie is, dat samen met het canonicaat vergeven werd door het kapittel, en de inkomsten niet meer dan 4 mark zilver per jaar bedragen, kwam de benoeming bij vacatie na afstand of overlijden van Gerardus aan de paus. De paus geeft opdracht aan de abt van Berne en de dekens van de kapittels van Eindhoven en Boxtel Henricus of zijn zaakwaarnemer, na afstand van zijn ambt als coadjutor, in bezit van de cantorij te stellen, ondanks de bul van Bonifatius VIII en de statuten van het kapittel. Henricus mag het bezit van de cantorij niet vervreemden en moet volgens de aanwijzingen van Bonifatius VIII rekening afleggen van het beheer van de cantorij aan genoemde abt en dekens en hun de eed van een goed beheer afleggen.
Paus Clemens VII oorkondt aan Henricus Peregrini, kanunnik van het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, meester in de kunsten, dat hij hem van alle kerkelijke straffen ontslaat en hem tot co-adjutor aanstelt van Gerardus Eyck, kanunnik en cantor van het kapittel, omdat die meer dan zestig jaar is en het ambt van cantor niet meer kan vervullen. Hij ontslaat Gerardus van alle verplichtingen, verbonden aan kerkelijke beneficies. Hoewel de cantorij een enkelvoudig beneficie is, dat samen met het canonicaat vergeven werd door het kapittel, en de inkomsten niet meer dan 4 mark zilver per jaar bedragen, kwam de benoeming bij vacatie na afstand of overlijden van Gerardus aan de paus. De paus geeft opdracht aan de abt van Berne en de dekens van de kapittels van Eindhoven en Boxtel Henricus of zijn zaakwaarnemer, na afstand van zijn ambt als coadjutor, in bezit van de cantorij te stellen, ondanks de bul van Bonifatius VIII en de statuten van het kapittel. Henricus mag het bezit van de cantorij niet vervreemden en moet volgens de aanwijzingen van Bonifatius VIII rekening afleggen van het beheer van de cantorij aan genoemde abt en dekens en hun de eed van een goed beheer afleggen.