Anno incarnationis 1134, indictione 12, anno vero regni
Lotharii 10, imperii vero eiusdem anno 2, episcopatus autem mei anno 7.
Andreas (van Kuyc), bisschop van Traiectum, oorkondt, dat Folcoldus van Berna, een vrij en rijk man, en zijn vrouw Bescela ter ere Gods langs hem ("per manus nostras") hebben opgedragen aan Rodbertus, abt van Insula B. Marie (Mariënweerd), Berna zelf, Masemunde, Erthepe in Tessandria, Altfurse en Merseberch; dat deze abt uit zijn kanunniken een nieuwe abt en confraters aan Berna heeft toegewezen en dit klooster ("ecclesia") onder het bestuur en gezag van hem, de bisschop, heeft gesteld, onder voorbehoud echter van het recht van correctie voor Rodbertus; waarna de bisschop het klooster vrijwaart van vordering en aan Berna de begrafenis en ziekenzalving van eigen mensen toestaat, alsook de olie ("zelf"?), zoals aan Mariënweerd werd toegestaan. Gedaan in het bovengeciteerde jaar, met de met name genoemde, Utrechtse getuigen: 5 proosten en dekenen, 9 kanunniken, 3 vrije mannen en 5 dienstlieden, waaronder de schout en de kastelein.
Anno incarnationis 1134, indictione 12, anno vero regni
Lotharii 10, imperii vero eiusdem anno 2, episcopatus autem mei anno 7.
Andreas (van Kuyc), bisschop van Traiectum, oorkondt, dat Folcoldus van Berna, een vrij en rijk man, en zijn vrouw Bescela ter ere Gods langs hem ("per manus nostras") hebben opgedragen aan Rodbertus, abt van Insula B. Marie (Mariënweerd), Berna zelf, Masemunde, Erthepe in Tessandria, Altfurse en Merseberch; dat deze abt uit zijn kanunniken een nieuwe abt en confraters aan Berna heeft toegewezen en dit klooster ("ecclesia") onder het bestuur en gezag van hem, de bisschop, heeft gesteld, onder voorbehoud echter van het recht van correctie voor Rodbertus; waarna de bisschop het klooster vrijwaart van vordering en aan Berna de begrafenis en ziekenzalving van eigen mensen toestaat, alsook de olie ("zelf"?), zoals aan Mariënweerd werd toegestaan. Gedaan in het bovengeciteerde jaar, met de met name genoemde, Utrechtse getuigen: 5 proosten en dekenen, 9 kanunniken, 3 vrije mannen en 5 dienstlieden, waaronder de schout en de kastelein.
regel 1. Amen; volgens Hoevenaars en De Fremery zou er andermaal staan: Domini. Ook ons inziens toch eerder: Amen, omdat de eerste letter iets anders, voller is dan de eerste letter van Domini, en vergelijkbaar met de geoblongeerde letter a van anno (tweemaal) in de datering; bovendien is het nauwelijks denkbaar, dat reeds in de aanhef van een dergelijk belangrijk stuk een schrijffout zou zijn gemaakt.
regel 4. Ihesum; men kan o.i. ook lezen: lesum; confer Cappelli p.175.
regel 5 van onder, blz.103, in Insula; is steeds ten onrechte gelezen als: de Insula. regel 5, blz.104, Lotharii X, niet IX, zoals in O.B. Muller en Bouman, nr.350. regel 8; achter: Herimanno preposito heeft De Fremery het woord ecclesie vergeten. regel 11, Willelmo (bedorven); er heeft o.i. niet gestaan Willelmo (geen spoor van derde letter 1 te zien), noch Willemo (te kort voor de ruimte); eerder: Willemno, zoals Hoevenaars leest; te vergelijken met Willelmo, tweemaal op de volgende regel.
b. Geïnsereerd in de Kroniek van Berne (reg. nr.31) met vele fouten en omissies.
c. Auth. kopie van notaris Johannes Hogardi Kelders (ca.1600), I. B. 1. [Ook A.R.A. Brussel, Fonds Kerk. Arch. v. Brabant, nr. 5564.]
d. Auth. kopie van Th. van Valkenisse, secretaris van Antwerpen, (ca.1700), I. B. 1.
e. Gedrukte tekst in: Ch. L. Hugo, Sacri et canonici ordinis praemonstratensis annales (Nancy 1734-1736), deel I, probationes, kolom 289.
f. Gedrukte tekst in O.B. Sloet, 1, nr.266.
g. Facsimile in: Tijdschrift voor Noord-Brabantsche geschiedenis, taal- en letterkunde, 3(1885), blz. 43-47, met inleiding en tekst van G. van den Elsen.
h. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars (ca.1900), I, blz.302, met noten.
i. Gedrukte tekst in O.B. de Fremery, nr.5, met enige corrigenda.
j. Gedrukte tekst in O.B. Muller en Bouman, nr.350, d.d. 1134 (aug. 3).
k. Transcriptie van H. Camps, de meest correcte; zie Bijlage I, blz.103.
l. H. van Bavel, Rond de stichting van Berne, 1134, in: Berne 35(1982), blz.61-66, waar wordt ingegaan op de datering en de term stichtingsoorkonde, en een uitstekende vertaling wordt gegeven van de oorkondetekst van de hand van H. Camps.
m. H.P.H. Camps, De stichtingsoorkonde van de Abdij Berne (1134); diplomatische aantekeningen, in: Analecta Praemonstratensia 59(1983), p. 258-270; met transcriptie.
n. G.N. Vollebregt, Schriftcitaten en schriftuurlijke reminiscenties in de stichtingsoorkonde van Berne; een bijdrage tot het verstaan van de tekst, in: Analecta Praemonstratensia 59(1983), p.271-287.
[o. Art. kopie v. not. Remb. Ketelers (ca. 1572) in: IV G. Map Kwesties v. Maas en Waal, nr. 1.]