"Chronicon Bernense", huiskroniek over de eerste eeuw: de lotgevallen van ridder Fulco van Berne, zijn stichting van het klooster in 1134 en enige hoofddata tot 1236.
Ten tijde van vorst Lutger (keizer Lotharius III, 1125-1137) en Andreas (van Kuyc), bisschop van Utrecht (1128-1137) leeft te Berne, gelegen in de waard Vrote in het grensgebied tussen Holland en Thesandrië ridder Fulco. Hij bezit er een sterk kasteel met toren, ringmuur en stenen kapel.
Hij heeft belegeringen te verduren van de hertog van Brabant (Godfried I, 1094-1139), van de graaf van Holland (Dirk VI, 1121-1157) en van Herman, kastelein van Heusden. Een bij Wijk wonende graaf Wichard wordt door Fulco bij een ruzie gedood. Als graaf tussen Maas en Waal moet Fulco de rechtsaangelegenheden leiden in het gebied vanaf Moldeke (Mook) tot Herwede (Heerewaarden), met uitzondering van Withen (Wijchen) en Nifrich (Niftrik). In een hinderlaag gelopen nabij Hemert weet Fulco op wonderbare wijze te ontsnappen, door met zijn paard de Maas over te zwemmen. Hij belooft God, zichzelf en al zijn bezittingen in Zijn dienst te stellen. Fulco trouwt met Bescela van Zumeren (Someren), weduwe van Crafth, een edelman in Maesmond. Volgens zijn belofte probeert hij van zijn kasteel een klooster te maken en krijgt daarvoor in 1133 kloosterlingen uit Rolduc. Deze onderneming mislukt, maar hij slaagt op 3 augustus 1134 met Premonstratenzers uit Mariënweerd. Met een oorkonde van bisschop Andreas van 1134 wordt de stichting bezegeld (de tekst hiervan is nagenoeg volledig in de kroniek opgenomen; regest nr. 1). Fulco wordt zelf lekebroeder in Berne. Ook Bescela verlaat de wereld en sticht een zusterklooster van dezelfde orde te Wort (Woerd bij Altforst).
De eerste abt Everardus laat het klooster bouwen en vernieuwen, sticht uithoven te Rijswijk, Wijk, Babiloniënbroek, Gaal (onder Schaijk), Bernhese (onder Heeswijk-Dinther) en Maarsbergen, en bouwt huizen te Sanden (te Niftrik, gem. Wychen) en Derenborch (Dennenburg?) bij Uudenholt (beide in het Land van Ravenstein). Onder zijn bestuur verschijnt de H. Maagd Maria aan Onulphus en zijn vriend, de scriptor Theodericus, wanneer beiden hun oude dag doorbrengen in Woerd. Na abt Everardus volgen onder vermelding van enige data: Hugo van Terwaan, God-schalk uit Postel, Everardus II, Henricus Hermanszn van Alfen, Arnoldus, Henricus voorn. (herkozen), Theodericus en Ludovicus. Deze abtenlijst wordt besloten met de vermelding van de opvolging van Ludovicus door Walterus in 1236. [Van Rij: 1231]
"Chronicon Bernense", huiskroniek over de eerste eeuw: de lotgevallen van ridder Fulco van Berne, zijn stichting van het klooster in 1134 en enige hoofddata tot 1236.
Ten tijde van vorst Lutger (keizer Lotharius III, 1125-1137) en Andreas (van Kuyc), bisschop van Utrecht (1128-1137) leeft te Berne, gelegen in de waard Vrote in het grensgebied tussen Holland en Thesandrië ridder Fulco. Hij bezit er een sterk kasteel met toren, ringmuur en stenen kapel.
Hij heeft belegeringen te verduren van de hertog van Brabant (Godfried I, 1094-1139), van de graaf van Holland (Dirk VI, 1121-1157) en van Herman, kastelein van Heusden. Een bij Wijk wonende graaf Wichard wordt door Fulco bij een ruzie gedood. Als graaf tussen Maas en Waal moet Fulco de rechtsaangelegenheden leiden in het gebied vanaf Moldeke (Mook) tot Herwede (Heerewaarden), met uitzondering van Withen (Wijchen) en Nifrich (Niftrik). In een hinderlaag gelopen nabij Hemert weet Fulco op wonderbare wijze te ontsnappen, door met zijn paard de Maas over te zwemmen. Hij belooft God, zichzelf en al zijn bezittingen in Zijn dienst te stellen. Fulco trouwt met Bescela van Zumeren (Someren), weduwe van Crafth, een edelman in Maesmond. Volgens zijn belofte probeert hij van zijn kasteel een klooster te maken en krijgt daarvoor in 1133 kloosterlingen uit Rolduc. Deze onderneming mislukt, maar hij slaagt op 3 augustus 1134 met Premonstratenzers uit Mariënweerd. Met een oorkonde van bisschop Andreas van 1134 wordt de stichting bezegeld (de tekst hiervan is nagenoeg volledig in de kroniek opgenomen; regest nr. 1). Fulco wordt zelf lekebroeder in Berne. Ook Bescela verlaat de wereld en sticht een zusterklooster van dezelfde orde te Wort (Woerd bij Altforst).
De eerste abt Everardus laat het klooster bouwen en vernieuwen, sticht uithoven te Rijswijk, Wijk, Babiloniënbroek, Gaal (onder Schaijk), Bernhese (onder Heeswijk-Dinther) en Maarsbergen, en bouwt huizen te Sanden (te Niftrik, gem. Wychen) en Derenborch (Dennenburg?) bij Uudenholt (beide in het Land van Ravenstein). Onder zijn bestuur verschijnt de H. Maagd Maria aan Onulphus en zijn vriend, de scriptor Theodericus, wanneer beiden hun oude dag doorbrengen in Woerd. Na abt Everardus volgen onder vermelding van enige data: Hugo van Terwaan, God-schalk uit Postel, Everardus II, Henricus Hermanszn van Alfen, Arnoldus, Henricus voorn. (herkozen), Theodericus en Ludovicus. Deze abtenlijst wordt besloten met de vermelding van de opvolging van Ludovicus door Walterus in 1236. [Van Rij: 1231]
b. Auth. extract van notaris Joh. Hogardi Kelders (ca. 1600), nl. de tekst van de stichting. Bij oorspr.[Ook A.R.A. Brussel. K.A.B. nr.. 5564]
c. Auth. afschrift van D. Somers, 12 mei [22 mei] 1641. Bij oorspr.
d. Eenv. afschrift (17e eeuw). Bij oorspr.
e. Eenv. afschrift in kwarto (17e eeuw). Bij oorspr.
f. Eenv. afschrift in kwarto (17e eeuw). Bij oorspr.
g. Eenv. afschrift in kwarto, met rubriek (17e eeuw). Bij oorspr.
h. Eenv.,gedeeltelijk afschrift (17e eeuw). Bij oorspr.
i. Eenv. afschrift, fraai geschreven met rubriek, (ca.1700). Bij oorspr.
j. Afschrift in Groot— Ms Van Alkemade (1709), blz.33-37.
k. Gedrukte tekst, minder correct, H. van Heussen, Historia episcopatuum (Leiden 1719), blz.254.
l. Gedrukte vertaling: H. van Rhijn, Historie ofte beschrijving van 't Utrechtsche bisdom, deel 3 (Leiden 1719), blz.35.
m. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.1.
n. Afschrift H. Heijman in 2 cahiers (ca.1930, zeer correct). Bij oorspr.
o. Tekst in Bijlage IV in dit regestenboek, naar de lezing van Heijman.
p. Vermeld in: M. Carasso—Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen ('s—Gravenhage 1981), nr.129, met nadere gegevens.
q. Kritische uitgave met vertaling en inleiding in voorbereiding. [Van Rij]
N.B. De kroniek wordt soms, ten onrechte, betiteld als "Annales Bernenses".