1237, in die Gertrudis virginis.
Voor schepenen van Busco, Acristus (bedoeld Acrinus) van Hesebanne, Gosuinus Coquus, Johannes van Bruxellia, Gisilbertus de Alta-domo, Genekinus van Berkell, Pelegrinus gezegd Lodderken en Wederoldus, en 2 andere getuigen, genaamd Henricus van Budell en Johannes Clericus, draagt Henricus van Osse al zijn inkomsten en rechten in Berlekem over aan abt en convent in Berna, met uitzondering van het wereldlijk gerecht en een hoeve, die pas na zijn dood aan de abdij zullen vervallen.
1237, in die Gertrudis virginis.
Voor schepenen van Busco, Acristus (bedoeld Acrinus) van Hesebanne, Gosuinus Coquus, Johannes van Bruxellia, Gisilbertus de Alta-domo, Genekinus van Berkell, Pelegrinus gezegd Lodderken en Wederoldus, en 2 andere getuigen, genaamd Henricus van Budell en Johannes Clericus, draagt Henricus van Osse al zijn inkomsten en rechten in Berlekem over aan abt en convent in Berna, met uitzondering van het wereldlijk gerecht en een hoeve, die pas na zijn dood aan de abdij zullen vervallen.
b. Gedeeltelijk afschrift van G. van den Elsen Ms.-Berlicum, blz.22.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.27.
d. Gedrukte tekst in O.B. De Fremery, nr.76 (dateert 1237 maart 17, o.i. minder waarschijnlijk).
e. Gedrukte tekst in O.B. Camps, nr.185 (neemt onder voorbehoud paasstijl aan).
f. Confer: J. Mosmans, Het zegelen van Bossche schepenakten, in: Taxandria, 47(1940), blz.218-222.