Archieven

81 Geerit Hermens als momboir van Elisabeth dochter van Jacob Willem Lamberts bekent schuldig te zijn aan mr. Adolf van Hassel zestig gulden en deze te voldoen binnen twee jaar met rente. Hiermee wordt afgelost achtenvijftig gulden tot last van de onmondige staande aan Leendert Jacobs in name van Sijken Jan Lamberts de weduwe van Willem Lambert Willems, gelofte van 6 april 1720.

132 Jenneken Geerlincx als moeder en naast haar Marten van Kilsdonck, president alhier als naaste van bloede van de twee onmondige kinderen van Jenneken bij Aert Peeters van Erp, dat de onmondige naast Jan Peter Goorts, Bartel Hendrix in naam van zijn vrouw, de kinderen van Jan Aert Faassen bij Engelken Peter Goorts, Geerit zoon Peter Leendert vermits bij Elisabeth Peter Goorts, bij testament van Goortje Peeters voor het gerecht alhier op 27 juli 1723 gepasseerd is aangekomen een vierde part in de helft van een hooibeemd in de Meulenbeemt, hooiende met Herman Bijmans, Sijmon Lamberts en Hendrik Teeuwens. Zo is dezelfde moeder en de voorschreven erfgenamen aangeraden het gemelde vierde part tot betaling van de doodschulden en onkosten van het voorschreven testament publiek te verkopen welke is geschied op 16 september 1723 en op de 30ste dito het hoogsel daarvan behoorlijk is uitgegaan en heeft opgebracht 120 gulden. Doch welke opdracht ten opzichte van de genoemde onmondige niet kan geschieden zonder permissie van eerwaarde. In kantlijn: Heren schepen hebben na deliberatie goed gevonden en verstaan mits de overige penningen zijn tot profijt van de onmondigen.

131 Jan, mondige zoon van Peter Goorts van Erp; Aert en Willem mondige zonen van Jan Aert Faessen en Engelken Peter Goorts van Erp; Adriaen Nelis Boeren gehuwd met Maria, ook dochter van Engelken en Jan; Geerit mondige zoon van Peter Leendert Smits gehuwd met Elisabeth Peter Goorts van Erp; Marcelis Tunis gehuwd met Elisabeth enige dochter van Goort Jan Hendricx gehuwd met Maria Peter Goorts van Erp en woonachtig tot Uden en alsnog Jenneken Geerlincx als moeder met naast haar Marten van Kilsdonck als naaste van bloede van de twee onmondige kinderen van dezelfde Jenneken bij Aert Peter Goorts van Erp verkopen een vierde part in de helft van hooibeemd in de Meulenbeemt, hooiende met Hermans Biemans, Sijmon Lamberts en Hendrik Tunis, aangekomen van Goortje Peter Goorts van Erp volgens testament voor schepenen 27 juli 1722, aan Bartel van de Heuvel, molenaar op Coevering.

26 Voor schepenen in Veghel verschenen "Geerit Hermens, inwoonder alhier op ’t Zontvelt, Rombout Leendert Smits ende Elisabeth zijne huijsvr(ou), ook woonagtig binnen desen dorpe, ter plaetse op de Voort," om een verklaring af te leggen. Zij verklaren "dat op den 28 maert 1724, wesende Aerle bij Beeck markdagh, sijn gecoomen eerst aent huijs van den eersten comparant seeker manspersoon in de wandeling genoemdt het Cleijn Pietje, of Pietje met de Weije Broek, bij hem hebbende zijn soo genaemde vrouw, met name Mijntje, nog een ander vrouws persoon, wesende dick en sloblig, nog een jongelingh geheeten Wouter, die men segt te weesen de broeder van Mijntjens, nog een ander jongman. Dat het voors(creven) geselschap bij haer hebbende een sack oft reijssack voorsien soo van nieuwe schoenen, hoosen, hoeden, neusdoeken, knoopen, etc., ’t geene door door de mans als vrouwen hier ende daer uijthaelde ende vertoonde, zeijde: "Wij gaen nu naer het Jexschot," ende van daer sijn sij naer ’t Eert gegaen. De twee leste deponenten verclaerendat sandersaegs den 29 d(it)o het voorn(oemde) Pietje met Wouter, soo men segt te weesen de broeder van Mijntje zijn vrouw, bij haer zijn gecomen, presenteerden te vermangelen op een muts een nieuwen hoet ende te vercoopen eenen nieuwen neusdoek, zeggende dat sij ook hadde misaelen ende cnoopen. Dat zij deponenten daer op nog antwoorde: "Wij coopen dat goet niet." Verders verclaeren de drie deponenten dat de voorn(oemde) manspersoonen vergeselt met deselve vrouws persoonen verscheijde mael te voren ende daer naer bij haer sijn geweest."