Archieven

110 Schrijven vanuit ’s-Hertogenbosch ondertekend door Matthias de Mele en Jacob van Houten aan de raad en rentmeester generaal de heer Weeveringh van Holij betreffende een rekest van N. Bacx m.b.t. de pacht van de Grote Zwijgende Brabantse Landtol met een verzoek om te Boxtel een kantoor te mogen oprichten. Men pleit echter voor opheffing van het kantoor van Schijndel of Oirschot die toch niet zoveel voorstellen alvorens een nieuw kantoor te stichten. Inliggend een document met allerlei opmerkingen betreffende een eventueel kantoor te Boxtel, waar dus nooit een tolkantoor is geweest en waar de tol nooit is verpacht. Op plaatsen als ‘sBosch, Oirschot, Sint Oedenrode, Schijndel en Eindhoven heeft men wel kantoren en Boxtel ligt daar precies tussenin. Vervolgens wordt gewezen op de wekelijkse markten te Oirschot en Sint Oedenrode waar grote hoeveeelheden boter worden gekocht die mmet verschillende karren naar Holland en Zeeland worden vervoerd; het ene dorp ligt dichter bij de grens van Brabant en het andere dichter bij het land van Ravesteijn, zodat men daar meer gelegenheid heeft invoer van producten te bewaken en aan te geven, wat te Boxtel moeilijker is als liggende midden tussen vijf tolkantoren. Vervolgens gaat men in op het tractement der commiezen. De noodzaak van een nieuw kantoor te Boxtel ziet men niet. [interessant stuk].

81 Reactie op een rekest van de regenten van Hilvarenbeek, Boxtel, Moergestel, Diessen, Riel, Westelbeers, Hogemierde, Lagemierde en Hulsel in het kwartier van Oisterwijk betreffende een repartitie die is opgesteld n.a.v. de legerkarren in het jaar 1705 door de ingezetenen van het kwartier en de levering van fourage voor het Staatse leger.

46 Beschouwing en advies inzake de aanvraag van H.A. van Ertrijck en Joseph Kilian i.v.m. de oprichting van een snuif- en papiermolen bij de watermolen te Boxtel op de rivier de Dommel.

14 Bericht vanuit de corporele vergadering van Boxtel met een reactie op het verzoek van Joseph Kilian en Adrianus Ant. van Ertrijck om een papier- en snuifmolen te mogen bouwen en de locatie waar men dit wil doen [zie ook: folio 15 verso].