Archieven

8 Onderzoek van een missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling en leenmannen van de leen- en tolkamer ter voldoening van een resolutie van 17 december 1749 met een consideratie op het bericht van de schepenen van Schijndel i.v.m. de verkoping van enige percelen gemeentegrond; in de toekomst zouden alleen nog octrooien worden verleend op basis van de volgende voorwaarden of condities:
** dat het octrooi alvorens daarvan gebruik te maken zal moeten worden geregistreerd ter leen- en tolkamer
** dat de meting en afpaling van de te verkopen percelen zal moeten gedaan worden door een gezworen landmeter ten overstaan van de rentmeester generaal en leenmannen
** dat de verkoopcondities 14 dagen voor de publicatie van de verkoping ten kantore der domeinen ten fine van approbatie zullen moeten worden gepresenteerd
** dat ten behoeve van het land zullen blijven gereserveerd de novale tienden, houtschatten, moeren, mineralen en andere regaliën
** dat van iedere bunder meer of min na advenant zal moeten worden gegolden een cijns van 4 st. en in geval verstaan werd zulks te zijn een gebuurcijns dat die door de borgemeesters zal moeten worden opgehaald en betaald aan het domeinkantoor alsmede dat voor die cijnzen een behoorlijk verband ter leen- en tolkamer zal worden gepasseerd
** dat na verloop van 10 jaren na de opdracht de te verkopen percelen ingevolge de resolutie en plakkaat van 17 november 1660 onderhevig zullen zijn aan de verpondingen, novale tienden, houtschat en alle andere lasten en imposities en dat niemand onder voorwendsel van enig privilege, vrijdom van de houtschat ten regarde van zodanige percelen zal kunnen pretenderen
** dat de verkoping publiek zal moeten geschieden na drie voorgaande zondagse publicaties
** dat de verkoping niet mag gedaan worden aan dode handen
** dat de officier schepen secretaris of vorster niets zullen mogen pretenderen voor jura, vacaties of verteringen

4 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant en leenmannen van de leen- en tolkamer van ’s-Hertogenbosch met een consideratie op een bericht van de schepenen van het dorp Schijndel i.v.m. de verkoop van enige percelen gemeentegrond; voor geven de regenten te kennen dat ze enige tijd het ongeluk hebben gehad van te bespeuren dat de raad en rentmeester generaal een misnoegen tegen hen heeft opgevat en zij niet anders kunnen denken dan dat de missive die de leen- en tolkamer op 27 november 1749 aan haar Ed: Mo: heeft geschreven mede uit die zelfde source is voortkomende

463 Rekest van Henricus BLANCKAERT predikant te SCHIJNDEL die erover klaagt dat het pastoriehuis waarin hij woont bouwvallig is en ‘ontramponeert’ met een ongevloerde kelder vol met allerlei ongedierte. Ook de zolders, vloeren en schoorstenen zijn vervallen en reparatie is hoogst noodzakelijk. Hij verzoekt controleur BLOM tegen de komende winter dak, deuren, vensters en kelder te repareren zodat hij in ieder geval met zijn gezin droog woont.

388 Jacob PROUNINGH VAN DEVENTER kwartierschout van Peelland geeft in een rekest aan dat die van SCHIJNDEL, BREUGEL, LIEROP, SON etc. hun rekeningen niet doen conform het reglement op de politieke reformatie van 1 april 1660. Hij verzoekt om de beur- en kerkmeesters en anderen die een administratie hebben gevoerd in Peelland te gelasten op een bepaalde dag hun rekeningen te doen. De betreffende dorspbesturen zullen hierover worden geïnformeerd.