skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg

Archieven

101 Inspectie en kantoren PTT in Noord-Brabant, 1814 - 1926

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
101 Inspectie en kantoren PTT in Noord-Brabant, 1814 - 1926
Inleiding
Historisch overzicht
Vóór 1795 bestond er geen eenheid in het bestuur en de organisatie van de posterijen in de afzonderlijke gewesten. Het beheer van de posterijen lag voornamelijk in handen van de stadsbesturen en particuliere instellingen, die om het hardst wedijverden en onderhandelden, om toch maar een zo sterk mogelijke positie te verwerven in deze tak van dienstverlening, omdat de opbrengsten hieruit nu eenmaal niet te verwaarlozen waren. * 
Een uitzondering hierop vormde het gewest Holland, waar sedert 1752 de Hollandsche Statenpost het beheer had over de posterijen in het hele gewest. Het bestuur van de Hollandsche Statenpost lag in handen van een college van 5 commissarissen, die ieder werden bijgestaan door een secretaris. Het financieel beheer berustte bij een ontvanger. * 
Met de grote omwenteling na de proclamatie van de Betaafse Republiek, deed zich de behoefte gevoelen om voor eens en voor altijd af te rekenen met de enorme gedecentraliseerdheid van de posterijen. Er was een duidelijke tendens waar te nemen, gericht op de nationalisatie van de posterijen. De bewerkstelliging ervan vereiste nog wel enige jaren "rijping", zodat eerst op 15 januari 1799 alle posterijen in de Bataafse Republiek door het Vertegenwoordigend Lichaam nationaal werden verklaard. * 
Maar hiermee was men er nog niet. Er moest op dat moment immers een organisatie opgezet worden, die het beheer van deze nationale posterijen doeltreffend kon uitoefenen.
Daartoe werd op 27 juli 1801 een college van provisionele commissarissen der Bataafse Posterijen ingesteld, dat de opdracht kreeg om een nieuwe organisatie in te voeren. *  Deze nieuwe organisatie kwam op 6 december 1802 tot stand en trad op 1 januari 1803 in werking. *  Tot op dat ogenblik was de oude gang van zaken gehandhaafd, zodat op de meeste plaatsen nog die funktionarissen de kantoren beheerden, die dit ook vóór de Bataafse omwenteling hadden gedaan, tenzij zij al te oranje-gezind waren geweest. De nieuwe organisatie was volkomen geënt op het bestuurssysteem van de voormalige Hollandsche Statenpost, met dit verschil dat er nu in plaats van 5, 7 commissarissen werden aangesteld, elk bijgestaan door een secretaris. Ook in deze organisatie werd het financieel beheer overgedragen aan een ontvanger. Per toerbeurt fungeerde 'één van de commissarissen als commissaris-generaal. Iedere commissaris voerde het bestuur over een arrondissement (postdistrict).
In de daaropvolgende jaren veranderde de gedaante van dit bestuur door toedoen van de Koninklijke Besluiten van Lodewijk Napoleon, zodat omstreeks 1810 de posterijen als afdeling van het Ministerie van Financiën bestonden, met aan het hoofd een Directeur-Generaal. *  Deze werd geflankeerd door een uit drie leden bestaande Raad van Administratie en een secretaris-generaal. Dit bestuur werd vervolgens bijgestaan door 6 inspecteurs, terwijl de post van ontvanger-generaal kwam te vervallen. Met de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk, werd ook de organisatie van het bestuur aangepast aan het systeem dat in Frankrijk van kracht was. Tot hoofd van de posterijen werd nu een Directeur-Generaal benoemd. Onder deze funktionaris stonden 5 administrateurs-generaal, terwijl in de verschillende departementen een inspecteur werd belast met liet toezicht op de dienst. De beheerders van de postkantoren kregen de titel van directeur. * 
Toen Willem I dan in november 1813 weer voet op vaderlandse bodem zette, was een van zijn eerste zorgen de regeling van de posterijen, vooral omdat de inkomsten uit de posterijen een niet te verwaarlozen aanvulling betekenden voor 's Rijks schatkist, die zeker op dat moment wel iedere vorm van aanvulling kon gebruiken. Met de ineenstorting nu van het Franse Rijk, had een commissie van 4 personen het voorlopig beheer van de posterijen op zich genomen. Toen de koning hen op 3 december 1813 verzocht een rapport uit te brengen *  over de toestand bij de posterijen, legden zij zich zozeer op hun taak toe, dat zij er tevens een advies bij insloten over een nieuwe organisatievorm. Hun ideeën waren ook toen weer terug te voeren tot de Hollandsche Statenpost, waarbij aan het bestuur van de posterijen een grote zelfstandigheid was toegekend.
Willem I zag echter meer in het Franse systeem, mede in verband met zijn bezuinigingsideeën. Bovendien had hij niet om zulk een advies gevraagd. Per 9 december 1813 benoemde hij dan ook een Postmeester-Generaal, die rechtstreeks onder zijn gezag was geplaatst, maar financieel verantwoording verschuldigd was aan het departement van Financien. *  Deze Postmeester-Generaal werd terzijde gestaan door een secretaris-generaal en 2 districts-inspecteurs. De opdracht die de Postmeester-Generaal kreeg, was het opzetten van een organisatie voor het postwezen, die voor het gehele land effectief zou zijn, maar een minimum aan geld zou kosten. Dit kon slechts bereikt worden door middel van inkrimping van het personeelsbestand. Het eerste ontwerp dat de Postmeester-Generaal daarover indiende werd afgewezen. Zijn tweede ontwerp werd, eerst nadat de vorst er persoonlijk nog enige veranderingen in had aangebracht, goedgekeurd. * 
In 1818 werd de Postmeester-Generaal uit zuinigheidsoverwegingen ook nog belast met de generale directie van de Hervormde Eredienst, waardoor de onder hem ressorterende ambtenaren der posterijen hun werktijd moesten verdelen tussen zaken die betrekking hadden op de posterijen en zaken betreffende de Hervormde Eredienst. *  Uiteraard stuitte deze regeling op tegenstand van de zijde van de Postmeester-Generaal, die pleitte voor splitsing van deze twee takken van bestuur. Het bezuinigingsspook bleef de vorst echter achtervolgen en hij besloot in 1819 de posterijen te brengen onder een Directeur-Generaal, die tevens belast was met de Directe Belasting. *  Deze Directeur-Generaal stond onder gezag van het Ministerie van Financiën. Met ingang van 1 augustus werd de funktie van Directeur der Directe Belasting en Posterijen als zodanig vervuld. Nog verder concentreerde Willem I de diverse takken van bestuur op 1 januari 1821, toen het ambt van Directeur der Directe Belasting en Posterijen werd samengevoegd met de funktie van Directeur van In- en Uitgaande rechten en Indirecte Belasting. Deze twee directies kwamen te vallen onder een Minister van Staat, belast met de Generale Directie der Ontvangsten. *  Volgens de plannen zou deze Minister van Staat bijgestaan worden door een vijftal administrateurs en/of inspecteurs-generaal, waaronder een Administrateur der Posterijen.
Het is echter bij een plan gebleven, want de funktie van Administrateur der Posterijen werd niet bezet, maar waargenomen door een Inspecteur-Generaal ad interim belast niet de funktie van Administrateur, hetgeen financieel gezien ook nog voordeliger was. Op 1 april 1824 daaropvolgend werd de Minister van Staat benoemd tot Minister van Financiën. * 
Bijgevolg verhuisde ook de post van Administrateur der Posterijen mee naar het Ministerie van Financiën, maar bovendien werd deze ambtenaar nog belast met het toezicht op de middelen van vervoer, hetgeen tot dan toe onder het Ministerie van Waterstaat had geressorteerd. In dit ambt werd een Staatsraad benoemd, zodat men sinds die datum als titel van de hoofdbestuurder der Posterijen vindt: Staatsraad, Administrateur der Posterijen en verdere Middelen van Vervoer. Daarnaast werden de funkties van inspecteur, waarvan er sinds de inlijving bij Frankrijk 5 hadden bestaan, opgeheven en samengevoegd onder twee Inspecteurs-Generaal, waarvan er slechts één werd benoemd. Bovendien werden aan de Gouverneurs in de provincies ook enige bevoegdheden toegekend, vooral ten aanzien van de benoeming van personeel op lagere posten. * 
Hoewel het er nu op leek, dat er in de voortdurende reorganisaties van het bestuur enige rust zou komen, bleek de bezuinigingsdrift van Willem I nog niet geluwd. Met ingang van 20 september 1831 namelijk werd de funktie van Staatsraad, Administrateur der Posterijen en verdere Middelen van Vervoer opgeheven en gekoppeld aan de funktie van Minister van Financiën. *  Aan het hoofd van de afdeling Posterijen van het Ministerie van Financiën stond sindsdien een referendaris. In november 1844 werd de betrekking van inspecteur weer in het leven geroepen. *  Aanvankelijk werden er zes inspecteurs benoemd, maar later werd dit getal teruggebracht tot vier en drie. Het ambt van controleur werd gelijktijdig opgeheven. Met ingang van 17 januari 1851 bleek het toch weer nuttig om het aantal inspecteurs uit te breiden tot vijf. * 
Bij besluit van 6 november 1877 werd een departement van Algemeen Bestuur gecreëerd, dat de naam Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid kreeg. *  Aan dit departement werd naast een aantal andere taken ook de zorg over de Posterijen toevertrouwd. Uiteindelijk werd in 1893 bij Koninklijk Besluit een wijziging in de bestuursorganisatie van het Postwezen ingevoerd, waardoor deze tak van bestuur wat losser kwam te staan van het Ministerie, wat de bestuursvorm betrof tenminste. Op 29 april 1893 werd namelijk een Directeur-Generaal benoemd, die voor bestuursaangelegenheden niet langer afhankelijk was van een Minister, *  hoewel de dienst der Posterijen bleef behoren tot het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlage: geraadpleegde bronnen en literatuur
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1814-1926
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch