skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic

Archieven

1562 Woordenboek Brabantse Dialecten, Katholieke Universiteit Nijmegen 1960-2005

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Dit archief bevat de bronnen van het koepelproject 'Woordenboek van de Brabantse Dialecten' dat een aanvang nam in 1960 op initiatief van prof. dr. A.A. Weijnen. Het woordenboek zelf is in 33 afleveringen gepubliceerd tussen 1967 en 2005 en beschrijft de agrarische woordenschat, de vaktalen en de algemene woordenschat van de dialecten in de provincies Noord-Brabant, Antwerpen en Vlaams-Brabant. De redactie zetelde in de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (NCDN), die opgegaan is in de afdeling Algemene Taalwetenschap en Dialectologie, tegenwoordig weer opgenomen in de afdeling Taalwetenschap.
Het leeuwendeel van de bronnen bestaat uit ingevulde vragenlijsten van de Nijmeegse enquête, die speciaal voor dit project werd afgenomen. Naast de in druk verschenen genummerde lijsten (1-113) werd ook nog een aantal gestencilde vragenlijsten uitgegeven die van een letter zijn voorzien, lijst A, B enz. Vragenlijsten m.b.t. de algemene woordenschat zoals lijst 1 werden in vrijwel ieder Brabants dialect ingevuld, maar bij meer specifieke onderwerpen (zoals de vaktaal van de diamantbewerker) zijn er veel minder ingevulde vragenlijsten. In deze materiaalverzameling kunt u zoeken op plaatscode (er is een register op plaatscodes beschikbaar) en op begrip oftewel woordbetekenis (ook hiervan is een register beschikbaar).
Daarnaast verzamelde de redactie informatie over de verschillende Brabantse dialecten in de vorm van knipsels, ingezonden woordenlijsten en dialectbeschrijvingen e.d. en beheerde zij het materiaal dat in voorgaande decennia door wetenschappelijk onderzoek was vastgelegd. Zo bevinden zich ook de aantekeningen van J.M. Renders uit Woensel (opgetekend tussen 1930 en 1961) over vele verschillende Brabantse en Limburgse dialecten in dit archief. Een ander onderdeel bestaat uit de invullingen van de vragenlijsten die A.A. Weijnen tussen 1938-1950 publiceerde in de tijdschriften Brabantia Nostra en Edele Brabant.
Inventaris
Begrippenregister
Letter O
1562 Woordenboek Brabantse Dialecten, Katholieke Universiteit Nijmegen 1960-2005
Inventaris
Begrippenregister
Letter O
oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal]; N 81 (1980); 077
Of heeft u een andere verdeling: een boom waarvan de kroon op een meer dan 100 cm. hoge stam staat (hoogstam); N 74 (1975); 036d
Of heeft u een andere verdeling: een boom waarvan de kroon op een minder dan 100 cm. hoge stam staat (struik); N 74 (1975); 036e
Of heeft u een andere verdeling: een fruitboom waarvan de kroon op een meer dan 100 cm. hoge stam staat (hoogstam); N 72 (1975); 069d
Of heeft u een andere verdeling: een fruitboom waarvan de kroon op een minder dan 100 cm. hoge stam staat (struik); N 72 (1975); 069e
Of je het nu zus doet of zo....; N S (1970); 283b
of met een verzwaard wagentje?; N 41 (1972); 337
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen]; N 87 (1981); 054
ogen voor de leidsels aan de dwarsverbinding tussen de twee palen die vertikaal op het asblok staan (afb. 97j); N 11A (zj); 097j
ogen voor de leidsels (afb. 98b); N 11A (zj); 098b
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks]; N 10 (1961); 052
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie); N 80 (1980); 083
Oliebol (nonnevot?); N 16 (1962); 110
Oliekoek; In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?); N 16 (1962); 052
Om bij het vlechten een doorgang te krijgen gebruikt men een: (zie afb. 7,6); N 40 (1972); 049
om de andere maand; N S (1970); 143
Om de andere week; N S (1970); 136
om het andere jaar; N S (1970); 149
om(me) ende bij (= ongeveer); N S (1970); 272g
Om ronde pennen van een bepaalde dikte te krijgen, werden gekloofde stokjes door één der gaten van een ijzeren plaat geslagen. Hoe noemt men het blok, waarop deze plaat is bevestigd - fig.13 - (guudeblok, -klos?); N G (1963); 013
(om)spitten van de tuin; N 11A (zj); 146b
Om te zorgen dat bij het krimpen van het hout de borsten aaneengesloten blijven, brengt men in de ene inkeping een draagtand aan (tek. 52). Hoe noemt u die?; N 54 (1972); 052a
omgeploegde aardrug (afb. 129c); N 11A (zj); 129c
omheen; N S (1970); 272a
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin); N 79 (1979); 103
omhoog; N S (1970); 272b
omhulsel van het teellid van de hengst; N 08 (1961); 037b
omkeren, over de weide verspreid gras ~ zodat de groene kant boven komt; N 14 (1962); 099
omlaag; N 01 (1960); 072
omlaag; N S (1970); 272c
omploegen, weide zeer diep ~, nadat de zode is gedroogd; N 11 (1961); 042b
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik]; N 25 (1964); 065
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen; N 23 (1964); 020a
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen; N 23 (1964); 020b
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook]; N 23 (1964); 021
omslagdoek, zijden ~; N 23 (1964); 019
omstreeks; N S (1970); 272f
omtrent; N S (1970); 272e
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen).; N 84 (1981); 103
omver; N S (1970); 272d
omwenden van hooi dat te drogen ligt; N 04 (1960); 001
omwerken, opeenvolgende stroken bij met de schop ~ van het ontboste terrein teneinde de achtergebleven wortels te verwijderen; N 27 (1965); 010b
omwoelen, met de hoorns de grond ~; N 03A (1963); 009c
onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig]; N 85 (1981); 282
onanie plegen, zichzelf bevlekken [z'n eige aftrekke, afspelen]; N 10C (zj); 158
onballie; N A (1960); 065
onbeschaamd, vrijpostig [astrant, ekstrant, onstrant, frech, frank]; N 02 (1960); 061
onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen [karweien, botten]; N 90 (1982); 105
onbevrucht ei dat bebroed is; N 19 (1963); 054b
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden]; N 91 (1982); 235
ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen]; N 85 (1981); 321
Onder de latten van I 25, II 9 hangen weer een soort voetpedalen. Deze heten: (zie tekening II 10 of I 26); N 39 (1971); 039a
onderaan; N S (1970); 254a
onderaf; N S (1970); 254b-1
onderbalk, achterste deel van de ~ (afb. 84d); N 11A (zj); 084d
onderbalk, achterste deel van de ~ die over de grond glijdt (afb. 6); N 11 (1961); 031-1f
onderbalk, achterste verbindingstuk tussen hoofd- en ~ (afb. 84f); N 11A (zj); 084f
onderbalk die over de grond glijdt (afb. 5); N 11 (1961); 031-1e
onderbalk, metalen versterking van de ~ die over de grond glijdt (afb. 7); N 11 (1961); 031-1g
onderbalk, voorste deel van de ~ waar de schaar aan vast zit (afb. 84c); N 11A (zj); 084c
onderbalk, voorste verbindingstuk tussen hoofd- en ~ (afb. 84e); N 11A (zj); 084e
onderbouw, fundering van een muur of vakwerkwand; N 05A (1964); 093a
onderbroek, korte ~; N 25 (1964); 004b
onderbroek, lange ~; N 25 (1964); 004a
Onderdelen van het aandrijfmechanisme van een verticale raamzaag zijn:
1. .................
2. .................; N 50 (1972); 065g
Onderdelen van (of behorend bij) de slede zijn: (rails, tandbaan, frictie etc.)
1)
2)
3); N 50 (1972); 062b
Onderdelen van schaafmachines, frees etc. zijn............ (b.v. assen, messen daarin, walsen etc.); N 53 (1972); 088
Onderdien doe ik de afwas; N S (1970); 054d
onderdoor; N S (1970); 254c
ondereggen, zaad ~; N 11 (1961); 080b
ondergoed, onderkleding [onderdinge]; N 02 (1960); 034
ondergoed, onderkleren ['t onderdinge]; N 25 (1964); 001
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok]; N 25 (1964); 002a
onderhemd voor mannen; N 25 (1964); 002c
onderhemd voor vrouwen; N 25 (1964); 002b
Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis); N 79 (1979); 101
onderhout: laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken [onderhout]; N 82 (1981); 048
onderin; N S (1970); 254d
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden; N 24 (1964); 004
onderkaak, beide beenderen van de ~; N 08 (1961); 030
onderlangs; N S (1970); 254e
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten]; N 91 (1982); 081
onderlip; N 10B (zj); 007
onderom; N S (1970); 254f
onderploegen, mest zeer oppervlakkig ~ in het najaar (in het voorjaar wordt de akker dan grondig geploegd); N 11 (1961); 044
onderrok, dikke baaien ~; N 24 (1964); 013
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke]; N 24 (1964); 008
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske]; N 24 (1964); 014
onderste boven; N S (1970); 254i
ondersteunsels waarop men een te verzagen boom legt; N 18 (1962); 126
ondertussen; N S (1970); 254h
Ondertussen doe ik de afwas; N S (1970); 054a
onderuit; N S (1970); 254g
Onderwijl doe ik de afwas; N S (1970); 054b
onderzadel, vilten of kussenachtig ~; N 13 (1962); 064b
ondiep, gezegd van het ploegen; N 11A (zj); 107b
ondiep ploegen; N 11A (zj); 108b
ondiep, stilstaand water [poel, kuil, plak]; N 81 (1980); 075
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers]; N 85 (1981); 427
oneerlijk behaalde winst [buit]; N 89 (1982); 104
oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]; N 88 (1982); 011
onelegant paard; N 08 (1961); 062n
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?]; N 21 (1963); 040
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret).; N 84 (1981); 206
ongeploegd gelaten reep van een halve voor-breedte waaroverheen vervolgens een voor wordt gelegd; N 11A (zj); 113b (1)
ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben]; N 85 (1981); 086
ongeschikt, gezegd van deeg dat niet wil rijzen; N 29 (1967); 029a
ongesteldheid van de zeug na het biggen werpen (rééze?); N 76 (1976); 054
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen).; N 84 (1981); 006
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel]; N 86 (1981); 037
onheil aanzeggend, onheil voorspellend [drukkelijk, omineus]; N 85 (1981); 068
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen]; N 85 (1981); 207
onkruid bestrijden met de hak; N 15 (1962); 005
onkruid bestrijden met de schoffel; N 15 (1962); 006
onkruid, grote soort ~ tussen het koren met paarse of rose bloempjes dat zich rond het koren draait en het zelfs meetrekt; N C (1962); 001a
onkruid, kleine soort ~ tussen het koren met paarse of rose bloempjes dat zich rond het koren draait en het zelfs meetrekt; N C (1962); 001b
onkruid, soort ~ tussen de haver met gele bloempjes gelijkend op koolzaad; N C (1962); 002
onkruid, verdroogd afgemaaid ~; N 14 (1962); 124
onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig]; N 86 (1981); 022
onmiddellijk [seffes, eewees, suubiet, sebiet]; N 01 (1960); 098
onnozole kinderen [allerkindere]; N 06 (1960); 029
onrijp, gezegd van een vrucht [groen(weg)]; N 82 (1981); 084
onstumige, woest bewolkte lucht [grellig]; N 22 (1963); 007
ontbinden van schoven; N 14 (1962); 023b
ontbost terrein met de schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen; N 27 (1965); 010a
ontginnen, in cultuur brengen van woeste grond; N 27 (1965); 005 (1)
ontginnen: "we moeten dat stuk maar eens ontginnen"; N 27 (1965); 005 (2)
ontginningsploeg; N 27 (1965); 015
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen]; N 10C (zj); 135
ontsmettingsmiddel voor zaaigraan (kelksel?); N M (1965); 024b
ontsteking die leidt tot verstopping van spenen; N 03A (1963); 067b
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik).; N 84 (1981); 181
ontsteking tussen de tenen van de hoef; N 77 (1976); 063
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken]; N 90 (1982); 152
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos; N 20 (zj); 058a
ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden]; N 85 (1981); 031
Ontzuren gebeurt door wassen met .............. (borax, natriumfosfaat of met soda of krijt); N 41 (1972); 240
Ontzuren heet: -; N 41 (1972); 239
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht]; N 91 (1982); 044
onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage]; N 85 (1981); 123
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek]; N 85 (1981); 018
onvolgroeid, gezegd van een vrucht [vernepen]; N 82 (1981); 075
onvolgroeide vrucht [krots, gast]; N 82 (1981); 076
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur]; N 87 (1981); 086
onvruchtbare grond; N 27 (1965); 031
onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen]; N 85 (1981); 428
onweer; N 22 (1963); 029
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer]; N 22 (1963); 030
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings).; N 84 (1981); 134
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure]; N 89 (1982); 092
Onze haan zat in een donkere hoek van de zolder te kraaien.; N B (zj); 005
Onze-lieve-vrouwe-bedstro (asperula odorata); 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang g; N 92 (1982); 025
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen]; N 87 (1981); 045
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen; N 86 (1981); 007b
onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig]; N 91 (1982); 045
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven); N 80 (1980); 094
oog; N 10B (zj); 004
oog: naar boven loensend oog; N 08 (1961); 090v
oog: ooglid; N 10A (zj); 006
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge]; N 10 (1961); 026
oogjes op het borsttuig waardoor het leidsel gaat [afb]; N 13 (1962); 055
oogkleppen van het paardenhoofdstel; N 08A (1968); 004
ooglappen [afb]; N 13 (1962); 028
oogst, er goed voor staan, gezegd van de ~; N 15 (1962); 010
oogstmachine die het graan maait en tevens tot schoven bindt; N J (1965); 004a
oogstwerkzaamheden in zijn geheel; N 15 (1962); 007
ooievaar (102); bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen; N 09 (1961); 106
oor: rechtstaande oren [fikoorkes]; N 10 (1961); 027
oorlel, oorlelletje; N 10B (zj); 008
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel).; N 84 (1981); 095
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat); N 79 (1979); 051
Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt,; N 92 (1982); 146
Oot, wilde haver (avena fatua); 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te v; N 92 (1982); 081
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen]; N 85 (1981); 170
op de juiste temperatuur, gezegd van gerezen deeg (de graad hebben); N 29 (1967); 028b
op de morgen van Palmzondag ('s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd; N 88 (1982); 141
op de vingers fluiten [schuffelen]; N 90 (1982); 219
- op een breed getouw?:; N 39 (1971); 051g
op een fiets rijden [fietsen, wieleren]; N 90 (1982); 015
op een: - (hakblok); N 41 (1972); 186
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen]; N 87 (1981); 037
op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen]; N 91 (1982); 082
op een rij zetten [hagen]; N 91 (1982); 087
- op een smal getouw?:; N 39 (1971); 051f
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen]; N 85 (1981); 205
op en af (betekenis?); N S (1970); 263a
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten).; N 84 (1981); 085
Op het erf van de boerderij bevindt zich meestal de zogenaamde dorsmanége, ook genoemd dorsmolen, trekmolen, trampelmolen of rosmolen. Noemt u eens de verschillende delen waaruit de manége bestaat (graag met duidelijke toelichtingen of met een afbeelding; N L (1965); 001
op het laatst; N S (1970); 059-2
op het land aangeven waar een hoopje mest moet worden afgeladen; N M (1965); 011
op karige of krappe wijze [schaars, schriel]; N 91 (1982); 186
Op kinderfietsjes komt het wel voor dat bij het fietsen de pedalen steeds blijven ronddraaien. Hoe heet zo'n aandrijving; N 99 (1991); 029
op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]; N 88 (1982); 194
op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]; N 88 (1982); 053b
op minachtende of geringschattende wijze spotten [schamper, amper, scherp, grimachtig]; N 85 (1981); 171
op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld]; N 91 (1982); 090
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen]; N 85 (1981); 418
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren]; N 85 (1981); 413
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten]; N 89 (1982); 139
op reis gegaan zijn [te mantij zijn]; N 90 (1982); 078
Op sommige fietsen moet men terugtrappen om te remmen. Hoe noemt u een dergelijke rem; N 99 (1991); 028
op stelten lopen [stelten]; N 88 (1982); 049b
Op tijd komen; N S (1970); 057a
op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig]; N 85 (1981); 216
op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken]; N 89 (1982); 136
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd]; N 85 (1981); 197
opbrengst geven, opbrengen, gezegd van graangewas; N 15 (1962); 012
opbrengst, goede ~; N 15 (1962); 011
opbrengst van een bos aardappelen; N 12 (1961); 019
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen]; N 89 (1982); 077
Opeens viel de stroom uit; N S (1970); 055c
open greppel of goot langs huis of over het erf waardoor het vuile afwaswater wegstroomt; N 05A (1964); 087a
open haard als stookgelegenheid; N 05 (1961); 131
Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats); N 79 (1979); 100
open t.b.c.; N 03A (1963); 085b
open tbc; N 52 (1972); 017b
open waterput; N 12 (1961); 063
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?]; N 21 (1963); 014b
openbare verkoping van onroerende goederen; N 21 (1963); 014a
opening in de balkenzolder boven de brede gang in het midden van de stal, voor het op- en afsteken van oogstprodukten (afb. 57c); N 05A (1964); 057c
opening in de koestalzolder waardoor het hooi wordt afgeworpen; N 05A (1964); 056b
opening of luik in het dak waardoor men het hooi van buitenaf op de koestalzolder steekt; N 05A (1964); 056a
opening of venstertje in de (schouw-)muur waardoor men naar de stal kan kijken; in deze opening kan ook een lamp worden geplaatst; N 05A (1964); 026d
opening onder de bovenste lijn van een dak; N 04 (1960); 026c
opening onder in de houten gierton waardoor men de gier (op het veld) uit de ton laat stromen; N 11A (zj); 053e
opening waardoor de kippen hun verblijf in en uit kunnen gaan; N 05A (1964); 063e
opening waardoor de melkaders uit het lichaam komen; N 03A (1963); 118b
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden).; N 84 (1981); 218
opgeblazen van lijf [poesterig]; N 10 (1961); 109
opgeheven staart rondlopen, met ~; N 03A (1963); 009a
opgezette hoop schoven of garven van boven met een band omwikkelen voor de stevigheid; N 15 (1962); 033
ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden]; N 85 (1981); 348
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren]; N 22 (1963); 012
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam]; N 85 (1981); 040
opmaken van staart en manen; N 08 (1961); 103a
opnemen om te wegen, om het gewicht te schatten [kwikke]; N 10A (zj); 033
opnieuw; N S (1970); 279a
opnieuw [oppenijt, opneejt, opperneejt]; N 02 (1960); 072
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren]; N 90 (1982); 121
opperhuid; N 10 (1961); 010
oppervlakkig losgeploegd stuk land; N 11A (zj); 109d
oppervlakkig omschillen met een brede voor om onkruid weg te werken; N 11A (zj); 109a
Oppervlaktemaat is: (voetenmaat; Engelse voet); N 41 (1972); 391
oprapen, aardappelen ~ achter de rooiers; N 12 (1961); 021
oprijlaan of toegangsweg naar het boerenerf; N 05A (1964); 075a
oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte]; N 10A (zj); 024
oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur]; N 10A (zj); 025
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure]; N 10 (1961); 092
Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen); N 79 (1979); 071
opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef]; N 85 (1981); 143
opschudden, schoven ~ tijdens het dorsen; N 14 (1962); 024a
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven).; N 84 (1981); 081
opslaggroeve of -kuil voor aardappelen; N 05A (1964); 084a
opslaggroeve of -kuil voor rapen; N 05A (1964); 084c
opslaggroeve of -kuil voor voederbieten; N 05A (1964); 084b
opslaggroeve of -kuil voor wortel- of knolvoeder (m.u.v. voederbieten en rapen); N 05A (1964); 084d
opstaan; N 08 (1961); 095i
opstaan; N 08 (1961); 095j
opstapelen, graan in de schuur ~; N 15 (1962); 046
opstapper, ijzeren ~ die aan één van de berries is opgehangen; N 17 (1962); 039
opsteken, hooi met de gaffel ~ bij het laden; N 14 (1962); 119
opsteken: persoon die het hooi met de vork opsteekt; N 14 (1962); 121a
optrosse; N A (1960); 067
opwaarts; N S (1970); 278j
Opzet; Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?); N 16 (1962); 120
opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband]; N 85 (1981); 421
opzettelijk, met opzet [spres, vanspres,verspres]; N 02 (1960); 071
opzetten: hoge of lange kar achterover doen slaan nadat het paard is uitgespannen zodat de berries recht omhoog steken; N 17 (1962); 089
opzetten, schoven of garven in een zeker aantal te zamen ~; N 15 (1962); 028
opzij (= uit de weg, aan de kant!); N S (1970); 260c
Orchidee (orchidee, koekoekslelie); N 92 (1982); 126
orgel [ölleger]; N 01 (1960); 073
orte maake; N A (1960); 066
ortolaan (16,5); alleen geel keeltje en oogrand; alleen 's zomers; op droge gronden bij roggevelden; zeldzaam op trek; roep [tieuu] en [tk]; zang lijkt op geelgors [015], alleen wiebelt elke toon [tiu-tiu-tiu...tio]; N 09 (1961); 016
oud brood even opbakken, zodat het weer vers lijkt; N 29 (1967); 097a
oud paard, knol; N 08 (1961); 062f
oud versleten mannelijk schaap; N 77 (1976); 016
oud, versleten paard; N 08 (1961); 062g
oud versleten vrouwelijk schaap; N 77 (1976); 017
oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar]; N 86 (1981); 016
oude of versleten geit; N 77 (1976); 085
oude vrouw [kogehel]; N 86 (1981); 015
oude zilveren munt van 50 centiem; N 21 (1963); 005i
oudejaarsavond [silvesteraovent]; N 06 (1960); 030a
oudejaarsdag; N 06 (1960); 030b
ouderdom, leeftijd [awer, èèwer, aar]; N 01 (1960); 074
oudtijds; N S (1970); 030c
oven [afb]; N 05 (1961); 135
over en weer; N S (1970); 250
Over het knikkerspel: hoe heet het knikkeren; N R (1968); 009
over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen]; N 85 (1981); 028
overal; N S (1970); 170a
overal heen; N S (1970); 171a
overal kort geknipt hoofdhaar [tieters]; N 86 (1981); 063
overal vandaan; N S (1970); 172a
overall, werkpak uit één stuk; N 23 (1964); 086
overdreven begerig naar geld zodat men op alles wil besparen [pinnig, zeikerig, pinnerig, gierig, gier]; N 89 (1982); 134
overgang tussen wortel en stengel bij een plant [hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek]; N 82 (1981); 157
overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere]; N 10 (1961); 093
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj]; N 23 (1964); 071
Overhoop halen (modden).; N 84 (1981); 116
Overige bewerkingen van het borstelhout... (bewerken met beits of vernis etc.)?; N 44 (1972); 006
Overige vlechtwerk (gevlochten zeven, wannen, wiegen etc.):; N 40 (1972); 118
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje]; N 23 (1964); 006d
overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager]; N 23 (1964); 006a
overkapping met één steunpaal in het midden als bergruimte voor het hooi; N 05A (1964); 081b
overkapping met meerdere steunpalen als bergruimte voor het hooi; N 05A (1964); 081a
overlangs (bijv. doorsnijden) [van 't laangs, in 't langs]; N 02 (1960); 069
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie]; N 85 (1981); 129
Overmorgen is het kermis; N S (1970); 065
"overovermorgen" (de dag na overmorgen); N S (1970); 066
overpaal: lange houten spaan om de broden in en uit de oven te doen; N 05A (1964); 079c
overspanningsboog boven deur of raam (afb. 40); N 04A (1963); 040a
overstekend dakgedeelte boven het verhoogd gangpad langs of rondom de mestvaalt op een binnenplaats; N 05A (1964); 078b
overstekende laag van de bedekking van de korenmijt; N 15 (1962); 045c
overvloedig: in overvloed groeiend, gezegd van planten [gelp]; N 82 (1981); 002
overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen]; N 91 (1982); 208
overzwaluw (12); lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen; N 09 (1961); 090

Kenmerken

Datering:
1960-2005
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch