De Stichting OPEN had als doelstelling: het bevorderen van emancipatie van vrouwen door middel van ondersteuning van het direct uitvoerende emancipatiewerk. Het ging, naast organisatie van activiteiten, ook om het leggen van verbindingen tussen werkgroepen en instanties.De Stichting zag het als haar taak de communicatiekanalen tussen de diverse groepen open te houden en zo nodig open te maken. Onder vrouwenemancipatie werd daarbij verstaan “het verkrijgen van meer inzicht in en samenhang tussen de persoonlijke en maatschappelijke positie van vrouwen” om zodoende daarin zelf verandering te kunnen aanbrengen en te komen tot meer maatschappelijke deelname en macht.
*2. Huurovereenkomst tussen de Stichting Agogisch Audiovisueel Didaktisch Centrum en de Stichting Ondersteuning Plaatselijk- en regionaal Emancipatiewerk te Noord-Brabant te Uden, 1986.
A. Ontwikkelen en realiseren van formele organisatievormen ten behoeve van bovengenoemde ondersteuning.
B. Het ondersteunen tot verzelfstandiging van vrouwen en vrouwengroepen, het weerbaar maken en het leren kennen van eigen kracht van vrouwen, om met eigen machtsmiddelen en onder eigen voorwaarden deel te nemen aan de maatschappij *3 .
Concreet beschreef de provincie in een taakomschrijving dat de steunfunctie was gericht op uitvoerende taken. De steunfunctionaris hield zich bezig met de kwaliteit van de activiteiten die via met name de tijdelijke RBR-ew uitgevoerd werden. De provincie dacht daarbij aan zaken als methodiekontwikkeling, verschaffen van informatie, steun bij het opzetten van activiteiten zoals kadertraining, advisering over subsidiëring, begeleiden van plaatselijke en regionale samenwerking en netwerkvorming, ontwikkelen van nieuwe initiatieven, enz. Het ging hierbij dus om ondersteuning van het basisemancipatiewerk vooral op gemeentelijk niveau’ *4.
(Vervolg: 1989 samen met Prov.Vrouwenraad in WSB -> 1990 en vervolgens Bureau Basisemancipatie)
*3. Statuten Stichting OPEN, 1986.
*4 Steunfunctie Stichting OPEN, Jaarverslag 1986-1987, ’s-Hertogenbosch, 1987, p 3.